Vrijdag 3 november 1C AZC
1 / 25
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welke kleuren ken je nog?
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Welke zin is goed?
A
De bloes is groene.
De bloes is groene.
B
De bloes is groen.
Slide 16 - Quizvraag
Wat is goed?
A
De schoenen zijn zwart.
B
De schoenen zijn zwarte.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is goed?
A
Het rood t-shirt.
B
Het rode t-shirt.
Slide 18 - Quizvraag
Wat is goed?
A
De grijs broek.
B
De grijze broek.
C
De broek is grijs.
D
De broek is grijze.
Slide 19 - Quizvraag
geel
blauw
zwart
grijs
rood
groen
wit
oranje
roze
bruin
Slide 20 - Sleepvraag
De groene jas.
De grijze broek.
De paarse pet.
Slide 21 - Sleepvraag
Hij heeft een groene trui.
Hij heeft oranje handschoenen .
Zijn broek is bruin.
Slide 22 - Sleepvraag
Hij heeft een grijze broek aan.
De bloes is groen.
Hij draagt een gele broek.
Zij draagt een zwarte rok.
Zijn t-shirt is rood.
Haar jurk is blauw.
Slide 23 - Sleepvraag
Wie is wie?
Omar draagt een blauwe bloes.
Jos heeft bruin haar.
De das van Harry is geel.
