Herhaling grammatica Unit 2

English
Herhaling Unit 2
KM1F
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

English
Herhaling Unit 2
KM1F

Slide 1 - Tekstslide

Doelen:
1. Je kunt 'a' en 'an' op correcte wijze gebruiken.
2. Je kunt het werkwoord 'have got' op correcte wijze gebruiken.
3. Je kunt persoonlijke voornaamwoorden op correcte wijze gebruiken.
4. Je kunt in het Engels de tijd aangeven.
5. Je kunt in het Engels meervoud maken.

Slide 2 - Tekstslide

Opbouw van deze les:
1. Interactie uitleg  A/An.
2. Interactieve uitleg Have got.
3. Uitleg persoonlijke voornaamwoorden.
4. Interactieve uitleg tijd.
5. Interactieve uitleg meervoud.

Slide 3 - Tekstslide

A/An

Slide 4 - Tekstslide

A/An
'a' en 'an' betekenen allebei 'een'.

an apple   = een appel
a book       = een boek

Slide 5 - Tekstslide

A/An
Wanneer je welke gebruikt hangt af van hoe de eerste letter van het volgende woord klinkt.

Eerst volgende letter klinkt als een medeklinker: a
a book, a tree, a bike, a train

Eerst volgende letter klinkt als een klinker: an
an apple, an event, an ugly shirt, an igloo

Slide 6 - Tekstslide

Waarom gebruiken de Engelsen ook alweer 'an' in plaats van 'a'?

Slide 7 - Open vraag

Let op!
Let goed op bij deze woorden:
A university, a uniform     - Hierbij spreek je de 'u' uit als 'joe' dus                                                         gebruik je 'a'.

An hour                                    - Hierbij spreek je de 'h' niet uit dus                                                                 gebruik je 'an'.

Slide 8 - Tekstslide

I bought ____ hourglass.
A
a
B
an

Slide 9 - Quizvraag

My mother cooked ___ lovely meal.
A
a
B
an

Slide 10 - Quizvraag

She bought ___ black dress yesterday.
A
a
B
an

Slide 11 - Quizvraag

My friend gave me ___ hug.
A
a
B
an

Slide 12 - Quizvraag

Have got

Slide 13 - Tekstslide

Wat betekent 'have got'?

Slide 14 - Open vraag

Have got
'have got' gebruik je specifiek om aan te geven dat iemand iets heeft.

I have got blond hair.
They have got a big house.

Slide 15 - Tekstslide

Have got
'have' betekent ook hebben en kun je in alle gevallen gebruiken.

They have made a new phone.           - zij hebben een nieuwe telefoon gemaakt
I have two cats.                                          - Ik heb 2 katten

'Have got' kun je alleen gebruiken om aan te geven dat iemand iets heeft.
We have got a lot of homework.         - Wij hebben veel huiswerk
My sister has got a new dress.            - Mijn zus heeft een nieuwe jurk

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer gebruik je 'has got' in plaats van 'have got'?

Slide 17 - Open vraag

Have got
'has got' is een vervoeging van 'have got'. Deze gebruik je bij he/she/it. Denk aan shit-regel!

He has got new glasses.
My mother has got black hair.
The dog has got a favourite toy.

Slide 18 - Tekstslide

They ____ a new house.
A
have got
B
has got

Slide 19 - Quizvraag

She _______ blond hair.
A
have got
B
has got

Slide 20 - Quizvraag

We _____ enough time.
A
have got
B
has got

Slide 21 - Quizvraag

Bob ______ many friends.
A
have got
B
has got

Slide 22 - Quizvraag

Ontkenning 'have got'
Een ontkenning is een zin waarin je aangeeft dat iets 'niet' zo is.

Om een ontkenning met 'have got' te maken gebruik je 'haven't got' of 'hasn't got'.

I haven't got any time.                   -  Ik heb geen tijd.
He hasn't got any siblings.          - Hij heeft geen broers of zussen.

Slide 23 - Tekstslide

Maak de volgende zin ontkennend:

I have got my own room.

Slide 24 - Open vraag

Maak de volgende zin ontkennend:

The cat has got many toys.

Slide 25 - Open vraag

Maak de volgende zin ontkennend:

She has got a lot to do.

Slide 26 - Open vraag

Vragen 'have got'
Om vragen te maken met 'have got' moet je de volgorde van de zin veranderen. 
Je begint de zin met have of has, daarna komt het onderwerp en daarachter got

She has got a sister                       - Has she got a sister?
We have got enough time           - Have we got enough time?

Slide 27 - Tekstslide

Maak een vraag van de volgende zin:

He has got many friends.

Slide 28 - Open vraag

Maak een vraag van de volgende zin:

They have got a big garden.

Slide 29 - Open vraag

Maak een vraag van de volgende zin:

My parents have got a party tonight.

Slide 30 - Open vraag

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 31 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden gebruik je om te verwijzen naar mensen, dieren of dingen. 

Hiervan moet je de Engelse vertaling leren. Deze staan op blz. 85 van je boek. 

Slide 32 - Tekstslide

Neem ze nog eens goed door:
(zie ook blz 85)
Ik         -  I                                   me          - me
jij         - you                              jou          - you
hij       - he                                 hem       - him
zij       - she                               haar       - hem
het     - it                                    'm           - it
wij      - we                                 ons        - us
jullie  - you                               jullie      - you
Ze/zij - they                             hen        - them

Slide 33 - Tekstslide

Klok kijken
Bekijk aandachtig de video op de volgende slide.

Pak ook blz. 82 van je boek erbij.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Hoe zeg je in het Engels:
Het is 9 uur.

Slide 36 - Open vraag

Hoe zeg je in het Engels:
Het is kwart over 3.

Slide 37 - Open vraag

Hoe zeg je in het Engels:
Het is half 7.

Slide 38 - Open vraag

Hoe zeg je in het Engels:
Het is tien over half 8.

Slide 39 - Open vraag

Meervoud

Slide 40 - Tekstslide

Meervoud
In het Engels geef je een meervoudsvorm aan door een -s
achter woord te zetten. Let op! geen 's!

1 phone   -  2 phones
1 book      -  2 books
1 radio      -  2 radios

Slide 41 - Tekstslide

Meervoud
Uitzondering:
Als een woord op een s-klank eindigt dan krijg je +es in het meervoud.

1 kiss       - 2 kisses
1 box       - 2 boxes
1 match - 2 matches

Slide 42 - Tekstslide

Wat is het meervoud van:
Pen

Slide 43 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
face

Slide 44 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
stereo

Slide 45 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
bus

Slide 46 - Open vraag

Wat ga je nu doen?
Ga nu leren voor de toets. 

Kijk in magister bij de les van vandaag wat je moet leren en hoe.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide