Onderwerp en Persoonsvorm

Wat is het ONDERWERP?
"Ali loopt tijdens de les naar de keuken."
A
de keuken
B
de les
C
loopt
D
Ali
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is het ONDERWERP?
"Ali loopt tijdens de les naar de keuken."
A
de keuken
B
de les
C
loopt
D
Ali

Slide 1 - Quizvraag

Wat is de PERSOONSVORM?

"Demis kan heel goed voetballen."

A
Demis
B
voetballen
C
kan
D
goed

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het ONDERWERP?
"Wie lacht er om de grap van mevrouw Kruisbergen?"
A
wie
B
lacht
C
de grap
D
mevrouw Kruisbergen

Slide 3 - Quizvraag

Hoe schrijf je de persoonsvorm in tegenwoordige tijd?
"Giel ......... later stinkend rijk."
A
word
B
wordt
C
werd
D
worden

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de PERSOONSVORM?
"Hoe laat is Lara gisteren gaan slapen?"
A
laat
B
is
C
slapen
D
gaan

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het ONDERWERP?
"Ticho en Tygo hebben bijna dezelfde voornaam."
A
Ticho
B
dezelfde voornaam
C
Ticho en Tygo
D
Tygo

Slide 6 - Quizvraag

Hoe schrijf je de Persoonsvorm in Tegenwoordige Tijd?
"Haya ....... de vragen heel vaak goed."
A
beantwoorden
B
beantwoord
C
beantwoordt
D
beantwoordde

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vind je in een zin de persoonsvorm?
A
Door de vraag te stellen: 'wie of wat?'
B
Door de zin vragend te maken
C
Door goed te kijken
D
Dat weet je gewoon

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het ONDERWERP?

"De stoel van Milan zit erg lekker."
A
De stoel
B
Milan
C
zit
D
De stoel van Milan

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de PERSOONSVORM?

"Heeft Lara haar huiswerk gemaakt?"
A
Heeft
B
Lara
C
haar huiswerk
D
gemaakt

Slide 10 - Quizvraag

Hoe vind je in een zin het onderwerp?
A
Wie/wat + persoonsvorm
B
door de zin vragend te maken
C
kijken of het een woord is wat je kunt doen
D
dat weet je gewoon

Slide 11 - Quizvraag

Hoe schrijf je de Persoonsvorm in Tegenwoordige Tijd?
"De antwoorden van Yildiray .... goed."
A
is
B
waren
C
ben
D
zijn

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het ONDERWERP?

"De honden van Ramona zijn heel lief."
A
de honden
B
Ramona
C
zijn
D
de honden van Ramona

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de PERSOONSVORM?

"Houdt Jerime van gamen?"
A
Jerime
B
van
C
houdt
D
gamen

Slide 14 - Quizvraag

Hoe schrijf je de Persoonsvorm in Tegenwoordige Tijd?
..... jij dat even door aan Freek?
A
geven
B
geef
C
geeft
D
geefde

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het ONDERWERP?
"Hoe oud is de vader van Swen?"
A
de vader
B
Swen
C
is
D
de vader van Swen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de PERSOONSVORM?
"Mevrouw Kruisbergen kan goed uitleggen."
A
Mevrouw Kruisbergen
B
kan
C
goed
D
uitleggen

Slide 17 - Quizvraag