Gram 4.2 Herhaling tussenletters

Nederlands - les 24 februari
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - les 24 februari

Slide 1 - Tekstslide

Dit vind ik van carnaval...
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Planning voor vandaag
  • Herhaling Gram 4.2 - Tussenletters

  • Enquête schrijfvaardigheid 

Slide 3 - Tekstslide

Gram 4.2 - Tussenletters
bij samengestelde woorden
Tussenletters

Slide 4 - Tekstslide

Wat is ook al weer een samengesteld woord?
Geef een voorbeeld!

Slide 5 - Woordweb

Wat is ook al weer een samengesteld woord?
Geef een voorbeeld!

Slide 6 - Woordweb

Welke tussenletters kunnen er voorkomen bij samengestelde woorden?

Slide 7 - Open vraag

Tussenletters -en als...
Het linker woord is een zelfstandig naamwoord met alleen meervoud op -en.
tomaat + soep = tomatensoep


Of als het linker woord al op -en eindigt
haven + gebied = havengebied

Slide 8 - Tekstslide

Tussenletters -e als het linker woord
  • Geen zelfstandig naamwoord is:
    rode + kool = rodekool                                ('rode' is een bijvoeglijk naamwoord)
    spinnen + wiel = spinnewiel                     (komt van het werkwoord 'spinnen')

  • Wel een zn is, maar meerdere meervoudsvormen heeft:
    groente + soep = groentesoep                     (meervoud = groentes & groenten)

  • Helemaal geen meervoud heeft
    rijst + pap = rijstepap


Slide 9 - Tekstslide

Tussenletters -e als het linker woord
  • Het linker woord versterkt het rechter woord
    reus + goed = reuzegoed
    beer + sterk = beresterk

  • Ouderwetse samenstellingen
    bakkebaard, schattebout, elleboog

  • Van het linker woord is er maar één
    zonnebank, maneschijn


Slide 10 - Tekstslide

Tussenletter -s
  • Deze schrijf je als je de 's' hoort:
    station + klok = stationsklok
    personeel + bestand = personeelsbestand

  • Soms hoor je niet of je een 's' als tussenletter moet schrijven...
    station + straat = stationsstraat             (want het is ook stationsklok)
    personeel + chef = personeelschef      (want het is ook personeelsbestand)

Slide 11 - Tekstslide

Aap + rots
A
aperots
B
apenrots

Slide 12 - Quizvraag

Aap + trots
A
apetrots
B
apentrots

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed?
A
stadcentrum
B
stadscentrum

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed?
A
verrekijker
B
verrenkijker

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed?
A
zijderups
B
zijdenrups

Slide 16 - Quizvraag

Enquête schrijfvaardigheid
  • Zakelijke teksten, zoals een zakelijke brief, e-mail, artikel, betoog of een verslag.
  • Het gaat over hoe jullie je eigen schrijfvaardigheid ervaren, er zijn dus geen goede of foute antwoorden
  • De enquête staat op It's Learning >>> 
  • https://curio.itslearning.com/test/view_survey_list.aspx?TestID=2744929 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Opdrachten van deze week
  • Lez 3.1 - opdracht 1, 2 en de examenopdracht
  • Lez 3.2 - opdracht 1 en 2
  • Gram 4.1 - opdracht 1 en 2
  • Gram 4.2 - opdracht 1, 2 en 3

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide