Woordenschat, Cito

Woordenschat Quiz 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WoordenschatBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat Quiz 

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent het woord ....?

Slide 2 - Tekstslide

'volledig'
Hij maakte zijn werk volledig af.
A
Helemaal
B
Klaar
C
Afgerond
D
Goed

Slide 3 - Quizvraag

'smachten naar'
Mijn ouders smachten naar rust in het huis.
A
Eisen naar
B
Verlangen naar
C
Vragen om
D
Willen naar

Slide 4 - Quizvraag

''Failliet'
Het bedrijf V&D is in 2015 failliet gegaan.
A
Als een bedrijf zijn schulden niet meer kan betalen.
B
Een bedrijf dat wordt opgestart.
C
Als een bedrijf gaat samenwerken met een ander bedrijf.
D
Een bedrijf dat meerdere winkels opent.

Slide 5 - Quizvraag

'Intens'
Ik heb intens van mijn weekend genoten.
A
Intensief
B
Een beetje
C
Helemaal niet
D
Heel erg

Slide 6 - Quizvraag

'Vermaard'
De zangeres is vermaard door haar nieuwste liedje 'Vroom'.
A
Verbaasd
B
Vernederd
C
Beroemd
D
Gelukkig

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is juist
gespeld?

Slide 8 - Tekstslide


Zij verstuurde de ... gisteravond nog.
A
e'mail
B
e mail
C
email
D
e-mail

Slide 9 - Quizvraag


Mijn zus vergat haar ... in de auto.
A
portomonee
B
portemonnee
C
portomonnee
D
portemonee

Slide 10 - Quizvraag

Op zondag houd ik mijn .... tot 11 uur aan.
A
pjama
B
pyama
C
pyjama
D
pjyama

Slide 11 - Quizvraag

De klas moet zich gaan ... voor de Cito.
A
foccussen
B
focussen
C
foccussen
D
focusen

Slide 12 - Quizvraag

De ... is volgens mij kapot, er staat dat het 30°C is in huis.
A
thermomether
B
thermometer
C
termometer
D
termomether

Slide 13 - Quizvraag

Welke werkwoordsvorm 
is juist?

Slide 14 - Tekstslide

Hij ......... dit maar een erg saaie quiz.
A
vind
B
vondt
C
vindt
D
vont

Slide 15 - Quizvraag

Hij heeft hard ..... toen hij ontvoert werd.
A
geschreeuwtd
B
geschreeuwdt
C
geschreeuwd
D
geschreeuwt

Slide 16 - Quizvraag

De leerling ..... gisteren naar school, want de zon scheen.
A
liep
B
lopen
C
loopt
D
liepen

Slide 17 - Quizvraag

De kat .... vorige week mijn hand kapot
A
krabte
B
krabt
C
krabde
D
krabt

Slide 18 - Quizvraag

Over 5 minuten ..... ik naar de voetbalclub.
A
Fietsde
B
Fietste
C
Fietst
D
Fiets

Slide 19 - Quizvraag