Les 6 - over woord-en zinsbetekenis

Les 6 - over woord-en zinsbetekenis
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 6 - over woord-en zinsbetekenis

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat omvat de studie van semantiek?
A
Het onderzoek naar plantengroei
B
Betekenis, interpretatie en relatie van woorden
C
De geschiedenis van de Nederlandse taal
D
De analyse van muzieknoten

Slide 3 - Quizvraag

conventie
  • 3 vrijwilligers die een boom komen tekenen op het bord
  • Wat merken we op?
  • Hoe komt dit, denk je? 

Slide 4 - Tekstslide

talig en buitentalig
  • betekenis niet hetzelfde als ding, persoon of zaak waarnaar men verwijst (= referent)
  • betekenis = domein van de taal
  • referent = niveau van de werkelijkheid
  • eenzelfde betekenis kan op verschillende referenten slaan

Slide 5 - Tekstslide

Een voorbeeld

Slide 6 - Tekstslide

talig en buitentalig
  • woordvorm /paard/ kan ook verschillende betekenissen hebben - heeft telkens andere referent
  • verbinding niveau werkelijkheid en betekenisniveau zorgt ervoor dat woordenschat evolueert
  • nieuwe referent ontstaat - noodzaak aan nieuwe woordvorm
  • referenten kunnen ook verdwijnen - woordvormen verdwijnen ook

Slide 7 - Tekstslide

soorten betekenis
1. inhoudswoorden
hebben zelfstandige betekenis bv. huis, deur, moe, auto, enz.
2. deiktische woorden
betekenis die situatiegebonden is bv. Ik zie hem daar.
3. functiewoorden
lidwoorden, voorzetsels en voegwoorden - krijgen alleen betekenis in woordgroep waarin ze gebruikt worden

Slide 8 - Tekstslide

Welke betekenis heeft een woord bij denotatie?
A
De objectieve betekenis
B
De culturele betekenis
C
De symbolische betekenis
D
De subjectieve betekenis

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord heeft een negatieve connotatie?
A
Oprecht
B
Manipulatief
C
Behulpzaam
D
Eerlijk

Slide 10 - Quizvraag

denotatie en connotatie
denotatie = woordenboekbetekenis

connotatie = gevoelswaarde

Slide 11 - Tekstslide