v5 semaine 6

semaine 6 -V5 
unité 3   Santé
A: programme /leerdoelen
B:   corrections semaine 5
C: Subjonctif  : 11a-d
D: Ex 10
En classe :  littérature : lessonup/ exercice la belle époque -literaire begrippen
-ex 10 et le subjonctif
A faire : ex 10 – 11d / littérature
Apprendre les mots pour l’examen et le subjonctif

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

semaine 6 -V5 
unité 3   Santé
A: programme /leerdoelen
B:   corrections semaine 5
C: Subjonctif  : 11a-d
D: Ex 10
En classe :  littérature : lessonup/ exercice la belle époque -literaire begrippen
-ex 10 et le subjonctif
A faire : ex 10 – 11d / littérature
Apprendre les mots pour l’examen et le subjonctif

Slide 1 - Tekstslide

B Leerdoelen
-Je kunt de subjonctif herkennen en vertalen.
- je maakt kennis met la belle époque en je leert een aantal literaire begrippen deze week.

A faire : ex 10 – 11d / littérature
En classe :  littérature : lessonup/ exercice la belle époque -literaire begrippen
-ex 10 et le subjonctif
A faire : ex 10 – 11d / littérature
Apprendre les mots pour l’examen et le subjonctif

Slide 2 - Tekstslide

à corriger  : Ex 6 –A 1 = f  /  2 = b  /  3 = a  / 4 = e /  5= d  /  6= c
Ex 7 1 C weet te / kan                             6 A een voeding
2 C het me nooit gaat lukken           7 A evenwichtig
3 C scheiden                                            8 C verpes t                                   4 C van dienst zijn                                9 B druk
5 C twijfels                                               10 B de bijsluiter

ex   8  1 A conseiller
2 a II Avec méthode
 b I Situations stressantes
 c V Avec philosophie
 d III Avec la tête
 e IV Avec le ventre

ex 9  1 B, C, D, E
2 a Uitgebalanceerde voeding en sport.
b Een goed voedingspatroon : tegen vermoeidheid en geïrriteerd zijn, Sporten helpt te ontspannen en zorgt voor een goed slaapritme, ook als de druk hoger wordt


3 a Als je het gevoel hebt dat je de controle verliest.
 b Je moet de tijd nemen om de situatie te analyseren zodat je hoofd- en bijzaken kunt scheiden en inschatten welke mogelijkheden er zijn om de problemen op te lossen.
4 C
5                    préfix         context                           lijkt op vertaling
 oral                                     Engels                             een mondeling 
impossible    im-           Engels                                     onmogelijk
reconnaître   re-           connaître                                  herkennen
esprit                               votre corps et esprit                     geest
inspirer          in-                                                                  inademen
bloquer                           Nederlands                               blokkeren
expirer         ex-                                                               uitademen
reprendre     re-                                                            weer nemen
sommet des pieds au sommet de la tête        top 
(sommet de la tête = kruin); van top tot teen
6 Door de buik ademhalen: langzaam inademen, zodat je buik uitzet, je ademhaling even vastzetten en dan langzaam uitademen.
Je uitrekken: je van top tot teen uitrekken, gapen, dan alles in één keer loslaten / je hele lichaam in één keer ontspannen.
7 a Stress kan je leven verpesten.
 b positief
 c D toch
8 a faux
  Justification : Votre corps mobilise …
 b vrai
  Justification : C’est cet état de stress …
 c vrai
  Et c’est grâce …
9 a Als je snel belangrijke beslissingen moet nemen ...
 b De subjonctif.
10 een gebruiksaanwijzing / bijsluiter
11 a 4
 b 1
 c 2
 d 3
12 Voorbeeldantwoord:
Ik kies in eerste instantie voor de oplossing: gaan sporten. Ik weet uit ervaring dat dat goed helpt tegen stress. Het medicijn ‘Millepertuis, gélule’ lijkt weliswaar een onschuldig middel te zijn, maar het blijft een medicijn en dat heeft niet mijn voorkeur.
Exercice 10 – mise en pratique
Voorbeeldantwoord:
Salut Manu,
Je connais bien le stress, ce n’est pas cool. Mais tu sais, c’est une réaction normale. On peut le gérer.
D’abord, essaie d’analyser objectivement la situation. Trie ce qui est essentiel et ce qui est secondaire.
Tu peux aussi utiliser par exemple la technique du yoga de la respiration par le ventre.
Si tu arrives à gérer ton stress, c’est le stress qui va stimuler ton cerveau pour trouver LES réponses que les autres attendent.
Bonne chance !
Fred









A faire ; ex 6-9 / apprendre les mots pour l’examen

Slide 3 - Tekstslide

Je uitrekken: je van top tot teen uitrekken, gapen, dan alles in één keer loslaten / je hele lichaam in één keer ontspannen.
7 a Stress kan je leven verpesten.
 b positief
 c D toch
8 a faux
  Justification : Votre corps mobilise …
 b vrai
  Justification : C’est cet état de stress …
 c vrai
  Et c’est grâce …
9 a Als je snel belangrijke beslissingen moet nemen ...
 b De subjonctif.
10 een gebruiksaanwijzing / bijsluiter
11 a 4
 b 1
 c 2
 d 3
12 Voorbeeldantwoord:
Ik kies in eerste instantie voor de oplossing: gaan sporten. Ik weet uit ervaring dat dat goed helpt tegen stress. Het medicijn ‘Millepertuis, gélule’ lijkt weliswaar een onschuldig middel te zijn, maar het blijft een medicijn en dat heeft niet mijn voorkeur.










A faire ; ex 6-9 / apprendre les mots pour l’examen

Slide 4 - Tekstslide

LE SUBJONCTIF

Slide 5 - Tekstslide

In het Nederlands noemen we deze tijd de aanvoegende wijs. 
voorbeelden:
       > Lang leve de koning!
       > Het ga je goed!
       > Het zij zo.


Slide 6 - Tekstslide

In het Frans: 
     Hoofdzin                  que               bijzin
 

1. wil of wens   
2. noodzaak
3. gevoel                                                  subjonctif
4. twijfel
5. (on)mogelijkhei
!! let op uitzonderingen geen subjonctif na espérer en croire

Slide 7 - Tekstslide

Exemples
1. Werkwoorden die een wil of wens uitdrukken in de HZ:




Je voudrais que tu fasses tes devoirs maintenant.
Mes parents préfèrent que je sois rentré à minuit.

Slide 8 - Tekstslide

2. Werkwoorden die noodzaak uitdrukken in de HZ:


Il faut que tu partes tout de suite.
Il est nécessaire que tu finisses avant midi.
Il est indispensable que tu viennes à ma fête.

Slide 9 - Tekstslide

3. Werkwoorden die een gevoel uitdrukken in de HZ:



C'est dommage que tu n'aies pas de frères et soeurs.
Je suis contente que tu sois venue!
J'ai peur qu'il prenne trop de sucre.
Je m'étonne qu'il ne soit pas là.

Slide 10 - Tekstslide

4. Werkwoorden die twijfel uitdrukken in de HZ:





Je suis sûr qu'il viendra. | Je ne suis pas sûr qu'il vienne.
Il est peu probable que tu sois accepté à ces études.
Crois-tu que tu ailles avoir le bac?

Slide 11 - Tekstslide

5. Werkwoorden die een (on)mogelijkheid uitdrukken in de HZ:


Il est possible que je prenne le bus ce soir.
Il se peut que nous finissions avant 4 heures.

Slide 12 - Tekstslide

De subjonctif wordt ook gebruikt na een  aantal voegwoorden:

avant que  (voordat) : Maquille-toi avant que tu sortes.
bien que  (hoewel): Je pars à vélo, bien que je sache qu'il pleuvra.
quoique (hoewel)
jusqu'à ce que (totdat): Reste ici jusqu'à ce que je revienne.
pour que (opdat)
afin que (opdat)
sans que (zonder dat)
pourvu que (op voorwaarde dat, mits)
à condition que (op voorwaarde dat, mits)
à moins que (tenzij)

Slide 13 - Tekstslide

Je gebruikt nooit een subjonctif na :

espérer
J'espère que tu as bien dormi.
J'espère que tu dormiras bien.

Je crois que je viendrai à ta fête.
Je pense que je vais être en retard.

alle andere voegwoorden:
Il est venu après que je suis parti.
etc.


Slide 14 - Tekstslide

Hoe maak je de subjonctif?
regelmatige ww:
stap 1: ils -vorm présent
stap 2: Haal  ent eraf
stap 3: Zet achter de stam die je over houdt
-e
-es
-e
-ions
-iez
-ent 

Slide 15 - Tekstslide

De subjonctif van onregelmatige werkwoorden:


être : sois - sois - soit - soyons - soyez - soient
avoir: aie - aies - ait - ayons - ayez - aient
aller: aille - ailles - aille - allions - alliez - aillent
faire: fasse - fasses - fasse - fassions - fassiez - fassent
prendre: prenne - prennes - prenne - prenions - preniez - prennent
pouvoir: puisse - puisses - puisse - puissions - puissiez - puissent
sortir: sorte - sortes - sorte - sortions - sortiez - sortent 

Slide 16 - Tekstslide

Je vertaalt de subjonctif bijna altijd in de tegenwoordige tijd.


Il faut que tu vendes la maison  = Je moet het huis verkopen

Je veux que tu viennes = Ik wil dat je komt

Je suis content qu'elle soit là = Ik ben blij dat ze er is

Slide 17 - Tekstslide

Noteer de subjonctif

Pourriez-vous m'expliquer l'exercice afin que je puisse continuer?

Slide 18 - Open vraag

Vertaal de subjonctif

Pourriez-vous m'expliquer l'exercice afin que je puisse continuer?

Slide 19 - Open vraag

Noteer de subjonctif

Bien qu'il fasse nuit, je joue dehors.

Slide 20 - Open vraag

Noteer de subjonctif

On prépare une grande fête sans qu'ils le sachent.

Slide 21 - Open vraag

Vertaal de subjonctif

On prépare une grande fête sans qu'ils le sachent.

Slide 22 - Open vraag

Noteer de subjonctif

Il n'a pas fini son travail quoiqu'il ait suffisamment de temps

Slide 23 - Open vraag

Vertaal de subjonctif

Il n'a pas fini son travail quoiqu'il ait suffisamment de temps

Slide 24 - Open vraag

Vertaal de subjonctif

Il fait tout pour qu'elle soit heureuse

Slide 25 - Open vraag

Noteer de subjonctif

Il fait tout pour qu'elle soit heureuse

Slide 26 - Open vraag

au travail!
( Grammaire I ex 11 A- 11c),

Slide 27 - Tekstslide

ex 10
Écrivez une réponse à Manu pour l'aider.

Donnez-lui au moins trois conseils que vous trouvez dans le texte ou que vous imaginez vous-même.
Pour vous aider
Lisez de nouveau les paragraphes II et III du texte Le stress – Comment le gérer ? et observez comment on donne des conseils.
Relisez aussi le paragraphe IV et observez comment on rassure quelqu'un.
Votre mail doit comporter environ 80 mots.




Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

le subjonctif
timer
2:00

Slide 30 - Tekstslide

le subjonctif

Slide 31 - Tekstslide

le pronom personnel

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

We kunnen een lijdend vw (COD) of meew vw (COI)  in de zin vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
Kijk maar naar dit voorbeeld in het Nederlands:

Ik schrijf een brief aan mijn vader.
Lijdend vw vervangen: Ik schrijf hem aan mijn vader
Meew. vw vervangen: ik schrijf (aan) hem een brief

In het Nederlands gebruiken we in beide gevallen HEM. In het Frans is dat niet het geval!!

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Les pronoms personnels  met nadruk of na een voorzetsel : 
Moi, j'ai chanté papaoutai hier soir!  (met nadruk)                                      MOI
Papa est parti sans toi! (na voorzetsel)                                                            TOI
Lui, il est parti tout seul.  (met nadruk)                                                              LUI
J'ai acheté les fleurs pour elle. (na voorzetsel)                                             ELLE
Cette chanson est pour nous, enfants abandonnés! (na vz)                  NOUS
Cette chanson est pour vous, pères absents! (na voorzetsel)              VOUS
Il n'est jamais très loin et pense à eux (na voorzetsel)                                EUX
il part très souvent travailler sans elles (na voorzetsel)                             ELLES

Slide 39 - Tekstslide

2 bijzondere pronoms: En / Y
à, dans , sur + zn --> vervang je door Y
                                         betekent meestal er / erin/ erheen
Je vais à Paris      --> J'y vais

de + zn                    --> vervang je door en 
                                         betekent meestal ervan, erover  
je parle de mes souvenirs --> J'en parle

Slide 40 - Tekstslide

De plaats van het pronom
We plaatsen het PRONOM OBJET DIRECT / INDIRECT
vóór de persoonsvorm. Maar.....als er een infinitief in de zin staat, dan plaatsen we het pronom vóór de infinitief.
Exemple:
Je donne une fleur à ma mère   
Je la donne à ma mère              Je lui donne une fleur       Je la lui donne 
Je vais donner une fleur à ma mère 
Je vais la donner à ma mère        Je vais lui donner une fleur 
Je vais la lui donner  

Slide 41 - Tekstslide

Mes frères sont super sympas,
je m’entends bien avec … . (hen)

Slide 42 - Open vraag

Marie a pris des photos de la fête ;
elle … a mises sur Internet. (ze)

Slide 43 - Open vraag

Si tu vas en ville, dis-le moi ;
je voudrais … aller aussi. (er)

Slide 44 - Open vraag

Tu veux parler au médecin de ton problème
A
Tu le veux parler de ton problème?
B
Tu veux lui parler de ton problème?
C
Tu veux le parler de ton problème?
D
Tu y veux parler de ton problème.

Slide 45 - Quizvraag

Il faut manger des fruits chaque jour.


A
Il faut en manger tous les jours.
B
il les faut manger tous les jours.
C
Il faut y manger tous les jours.
D
Il faut leur manger tous les jours.

Slide 46 - Quizvraag

Ne demande plus de conseils
à tes copines !

Slide 47 - Open vraag

Il y a encore du sirop contre la toux?

Slide 48 - Open vraag

Mon frère va dans la cuisine pour réchauffer le plat.

Slide 49 - Open vraag

tout le monde comprend le pronom personnel maintenant?

tout le monde comprend le pronom personnel?
sujet             OD /lijd.vw        OI /meew.vw      na vz/ los

     je                 me                        me                       moi
   tu                   te                          te                          toi
   il/elle/on        le / la                    lui                         lui/ elle
   nous              nous                     nous                    nous
   vous               vous                     vous                     vous
    ils/elles          les                        leur                   eux / elles  
                            Daarnaast heb je nog en (vervangt zinsdeel de+ zn)
                              / y (vervangt zinsdeel à/sur/dans + zn)

Slide 50 - Tekstslide


les sujets possibles pour le test sont comme ex 31: 

au restaurant
chez le docteur

Aujourd'hui on met l'accent sur 'chez le docteur'

tu peux dire ou tu as mal?
timer
3:00

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide