Uitleg 7.4 en belangrijkste vragen 7.3

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

CH3OH is een
A
metaal
B
zout
C
moleculaire stof

Slide 4 - Quizvraag

MnO2 is een
A
metaal
B
zout
C
moleculaire stof

Slide 5 - Quizvraag

H2SO4 is een
A
metaal
B
zout
C
moleculaire stof

Slide 6 - Quizvraag

Au is een
A
metaal
B
zout
C
moleculaire stof

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Waarom geleid vast zout geen stroom?
A
Zout geleidt altijd stroom.
B
De deeltjes van een zout krijgen pas lading wanneer vloeibaar.
C
De geladen deeltjes in het rooster zitten vast.
D
positief en negatief heffen elkaar op.

Slide 11 - Quizvraag

Waarom geleid water met opgelost zout goed stroom?

A
Water heeft de zout-deeltjes een lading gegeven.
B
De geladen deeltjes zijn los uit het rooster.
C
Water geleidt stroom.
D
Iemand heeft een föhn in het bad laten vallen.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Vr 20a Melkzuur (C3H6O3) is een:
A
moleculaire stof, niet ontleedbaar
B
moleculaire stof, wel ontleedbaar
C
zout, niet ontleedbaar
D
zout, wel ontleedbaar

Slide 14 - Quizvraag

Geef de reactievergelijking (20b)

Slide 15 - Open vraag

Vraag 20c
A
Ja, er is licht voor nodig
B
Nee, er is geen licht nodig.
C
Ja, 1 reactieproduct is zuurstof.
D
Nee, er is meer dan 1 beginstof

Slide 16 - Quizvraag

Vraag 20d
A
Anders verstopt de buis
B
Om de temperatuur goed te houden.
C
Om de verdelingsgraad goed te houden
D
Er is zonlicht nodig voor de reactie

Slide 17 - Quizvraag

Vraag 20e
A
Smaakversterker
B
Voedingszuur
C
Conserveermiddel tegen gisten
D
kleurstof

Slide 18 - Quizvraag

Vraag 20f
A
C2H6OH
B
C2H5O
C
C2H6O
D
C2H4OH

Slide 19 - Quizvraag

Vraag 20g
A
Zure regen
B
Pandemie
C
Versterkt broeikaseffect
D
Smog

Slide 20 - Quizvraag

Vraag 23
A
Niets
B
Deze gaan kapot en de stof valt uit elkaar
C
De VdWs-bindingen worden verbroken.
D
De VdWs-bindingen worden verbroken en nieuwe ontstaan

Slide 21 - Quizvraag

Vraag 25, hoe heb je het getekend?
A
B

Slide 22 - Quizvraag

Vraag 27

Slide 23 - Woordweb

Vraag 28

Slide 24 - Woordweb

Vraag 29

Slide 25 - Woordweb

Vraag 31

Slide 26 - Woordweb

Vraag 32

Slide 27 - Woordweb

Vraag 33a
A
deeltjesgrootte
B
kookpunt
C
oplosbaarheid
D
aanhechtingsvermogen

Slide 28 - Quizvraag

Vraag 33b
A
oplosmiddel
B
destillaat
C
spoelmiddel
D
filtraat

Slide 29 - Quizvraag

Vraag 33c
A
c-a-d-b
B
a-d-c-b
C
b-d-c-a
D
d-b-a-c

Slide 30 - Quizvraag

Vraag 33d

Slide 31 - Woordweb

vraag 33e
A
hydrofiel, staart is hydrofiel
B
hydrofiel, staart is hydrofoob
C
hydrofoob, staart is hydrofoob
D
hydrofoob, staart is hydrofiel

Slide 32 - Quizvraag