8.1 Zintuigen & 8.2 De werking van het oog (dl1)

Thema 8 Waarneming
In de les: 
  • §8.1 Zintuigen
  • §8.2 De werking van het oog dl1
  • Leren voor biologie

Huiswerk: 
Opdracht 2 en 8 van §8.1 + opdracht 19 en 24 van §3.2
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Thema 8 Waarneming
In de les: 
  • §8.1 Zintuigen
  • §8.2 De werking van het oog dl1
  • Leren voor biologie

Huiswerk: 
Opdracht 2 en 8 van §8.1 + opdracht 19 en 24 van §3.2

Slide 1 - Tekstslide

§8.1 Zintuigen
  • Je kunt de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven. 
  • Je kunt de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven. 
  • Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven. 

zintuigen, chemische receptoren, mechanische receptoren, tastreceptoren, temperatuurreceptoren, lichtreceptoren, pijnreceptoren, drempelwaarde, impulsfrequentie, adequate prikkel, adaptatie

Slide 2 - Tekstslide

Zintuigcellen
Zintuigcellen moeten een signaal doorgeven aan een sensorisch neuron

Zintuigcellen zetten een prikkel om in een impuls

Slide 3 - Tekstslide

Prikkels
druk
temperatuur
moleculen
licht (golflengte)

Slide 4 - Tekstslide

Receptoren - adequate prikkel
  • Mechanische receptoren: druk, beweging, trillingen in de lucht
  • Themperatuurreceptoren: temperatuur (warmte en kou)
  • Chemische receptoren: moleculen
  • Lichtreceptoren: licht
  • Pijnreceptoren

Slide 5 - Tekstslide

Chemische receptoren

Binding van moleculen
aan receptor zorgt voor vrijkomen secundaire boodschapper, die zorgt
voor openen Na+ poorten

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Van prikkel naar impuls
1. Receptorcel ontvangt de adequate prikkel
2. De prikkel zorgt voor het opengaan van Na+ poorten in de zintuigcel
3. Prikkeldrempel bereikt? Volledige depolarisatie van het membraan
4. Ca2+ poorten open, Ca2+ bindt aan neurotransmitter blaasjes
5. Exciterende neurotransmitter komt vrij in de synapsspleet en bindt op het membraan van het sensorische neuron
6. Voldoende neurotransmitter? Impulsgeleiding in het sensorisch neuron naar sensorische schors

Slide 8 - Tekstslide

Mechanische receptoren

Na+ poorten openen door druk, beweging of trillingen in de lucht 

Bijv: gehoorzintuig en spierspoeltje

Slide 9 - Tekstslide

Pijnreceptoren
Geen zintuigcellen, maar zenuwuiteinden die reageren op prikkels die schade kunnen geven, zoals te hoge temperatuur, te hoge druk, hoge concentratie chemicaliën. 

Prikkeldrempel ligt veel hoger dan bij zintuigcellen. 
Geven informatie door aan pijncentra in hersenen.

Slide 10 - Tekstslide

Adaptatie
Door een langdurige constante prikkel kan de prikkeldrempel  van een receptorcel omhooggaan. 
De receptorcel reageert dan minder op de adequate prikkel. 

Dit heet gewenning of adaptatie. 
De snelheid waarmee adaptatie optreedt verschilt per type receptorcel (tast snel, druk of pijn nauwelijks). 

Slide 11 - Tekstslide

Prikkelsterkte
De actiepotentiaal is altijd even sterk. 

Sterkere prikkel =
meer neurotransmitter =
hogere frequentie van actiepotentialen.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht 2 en 8 van §8.1

Slide 13 - Tekstslide

§8.1 Zintuigen
  • Je kunt de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven. 
  • Je kunt de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven. 
  • Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven. 

zintuigen, chemische receptoren, mechanische receptoren, tastreceptoren, temperatuurreceptoren, lichtreceptoren, pijnreceptoren, drempelwaarde, impulsfrequentie, adequate prikkel, adaptatie

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De lens

Slide 16 - Tekstslide

Netvlies
Plaats waar de lichtgevoelige 
zintuigcellen zitten, aan de achterkant van je oogbol.


Slide 17 - Tekstslide

Netvlies
Je netvlies is bedekt met zintuigcellen:
kegeltjes en staafjes.


Slide 18 - Tekstslide

Gele vlek:
Op het netvlies precies 
achter de iris (optische as)
zit de gele vlek.

De gele vlek bevat vooral
kegeltjes.

Door de grote dichtheid kun je met dit deel van het netvlies heel scherp zien (150.000 per mm3). 

Slide 19 - Tekstslide

Blinde vlek:
Op de plek waar de oogzenuw en de 
bloedvaten het oog 
binnenkomen en uitgaan
zitten geen zintuigcellen. 

Hier kun je dus geen licht
opvangen.

Slide 20 - Tekstslide

Blinde vlek:
Doordat de blinde vlek
voor beide ogen op een 
andere plek van het 
gezichtsveld zit zie je
toch alles.

Zit op de horizontale as van de gele vlek dichter naar de neus.

Slide 21 - Tekstslide

§8.2 De werking van het oog
  • Je kunt de beeldvorming door de ooglenzen uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen hoe de pupilreflex werkt.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen hoe je diepte kunt zien.

lenswerking, positieve lenzen, negatieve lenzen, convergeren, accommodatie, lensbandjes, straalvormig lichaam, bijziend, verziend, pupilreflex, kringspier, straalsgewijs lopende spieren 

Slide 22 - Tekstslide

Beeldvorming op het netvlies

Slide 23 - Tekstslide

Pupilreflex

Slide 24 - Tekstslide

Accommoderen 
Beeld moet op netvlies vallen.

PLATTE / NEGATIEVE LENS
weinig convergerend
→ lichtstralen naar elkaar toe

BOLLE / POSITIEVE LENS
veel convergerend
beeld veraf
beeld dichtbij

Slide 25 - Tekstslide

Accomoderen

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 19 en 24 van §3.2

Slide 27 - Tekstslide

Wat als de lens niet goed kan accommoderen?

Slide 28 - Tekstslide

Lens - verziend
 Je hebt een bolle lens/ + brillenglas nodig.
Verziend: beeld scherp áchter je netvlies.
Je kunt dichtbij niet scherp zien, je lens is niet bol genoeg/ je oog is te kort.

Slide 29 - Tekstslide

Lens - bijziend
 Je hebt een holle lens/ - brillenglas nodig.
Bijziend: beeld scherp vóó'r je netvlies.
Je kunt veraf niet scherp zien, je lens is niet plat genoeg/ je oog is te lang.

Slide 30 - Tekstslide

Lens - oudziend
Oudziend: de lens is niet flexibel genoeg meer en wordt niet bol genoeg meer om goed dichtbij de zien. 
Iemand die bijziend is kan dus op latere leeftijd tóch een leesbril nodig hebben.

Slide 31 - Tekstslide

§8.2 De werking van het oog
  • Je kunt de beeldvorming door de ooglenzen uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen hoe de pupilreflex werkt.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies uitleggen. 
  • Je kunt uitleggen hoe je diepte kunt zien.

lenswerking, positieve lenzen, negatieve lenzen, convergeren, accommodatie, lensbandjes, straalvormig lichaam, bijziend, verziend, pupilreflex, kringspier, straalsgewijs lopende spieren 

Slide 32 - Tekstslide

Leren voor biologie

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Stap 1: kennis verzamelen
  • Huiswerk maken en nakijken
  • Begrippenlijst maken van de dikgedrukte woorden

  • Het boek samenvatten door elk tussenkopje in 2/3 zinnen te herformuleren in eigen woorden
  • Lesaantekeningen + informatie uit LessonUps toevoegen aan je samenvatting

Slide 35 - Tekstslide

Stap 2: leren
Heel erg vaak herhalen van de lesstof!
  • Vraag iemand je te overhoren/gezamelijk lesstof bespreken
  • Oefentoetsen maken
  • Een mindmap maken -> begrippen aan elkaar kunnen verbinden!

Slide 36 - Tekstslide

Stap 3: oefenen!
De enige manier om beter te worden in toepassingsvragen is door oefenen:
  • Diagnotische toetsen in de les
  • Examentrainer achter in het hoofdstuk (boek) 
  • Oude examenopgaven op biologiepagina

Slide 37 - Tekstslide

Thema 8 Waarneming
In de les: 
  • §8.1 Zintuigen
  • §8.2 De werking van het oog dl1
  • Leren voor biologie

Huiswerk: 
Opdracht 2 en 8 van §8.1 + opdracht 19 en 24 van §3.2

Slide 38 - Tekstslide