Week 13, les 2, 2h Grammatik K3

Planung

  • Rückblick
  • Hausaufgaben besprechen
  • E: Grammatik
  • Theorie anwenden
Donnerstag 16. November 2023
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planung

  • Rückblick
  • Hausaufgaben besprechen
  • E: Grammatik
  • Theorie anwenden
Donnerstag 16. November 2023

Slide 1 - Tekstslide

Hausaufgaben:
Aufgabe 7a, 8, und 10 bis zum 13
Ab Seite 70

Slide 2 - Tekstslide

Wie spät ist es?

Slide 3 - Tekstslide

7a

Slide 4 - Tekstslide

Aufgabe 7b
  • Op woensdag het vierde lesuur hebben ze geen Mathe (wiskunde) maar Erdkunde (aardrijkskunde).

Aufgabe 7b

Slide 5 - Tekstslide

Aufgabe 8

Slide 6 - Tekstslide

jung 
blöd 
klein 
gehen 
suchen 
morgen
morgens 
der Junge 
 die Kinder 
die Mutter 
der Bruder
die Freundin 
hässlich (lelijk) 
nächste Woche 


  1. alt
  2. toll
  3. groß
  4. kommen
  5. finden
  6. gestern
  7. abends
  8. das Mädchen
  9. die Eltern
  10. der Vater
  11. die Schwester
  12. der Freund
  13. schön / hübsch
  14. vorige Woche
Aufgabe 10

Slide 7 - Tekstslide

E: Grammatik



Heute Grammatik A

Ab Seite 78
Aufgabe 18 bis zum 21


Slide 8 - Tekstslide

Geslacht: der, die of das? 
mannelijk: der 
vrouwelijk: die 
onzijdig: das

meervoud: die (ongeacht het geslacht)

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 

Slide 9 - Tekstslide

Geslacht: der, die of das? 
mannelijk: der 
vrouwelijk: die 
onzijdig: das

meervoud: die (ongeacht het geslacht)

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 

Slide 10 - Tekstslide

mannelijk = der
dieren van het mannelijke geslacht 
  • bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 
  • bijv. vader, man, broer, leraar

Slide 11 - Tekstslide

vrouwelijk = die
Dieren/personen van het vrouwelijk geslacht bijv. 
die Kuh = de koe, die Lehrerin = de lerares

De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk, zoals die Schule, die Lampe, die Adresse, die Toilette

Woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, -ung
die Einheit, die Möglichkeit, die Freundschaft, die Zeitung



Slide 12 - Tekstslide

onzijdig = das
  • De meeste woorden waar je "het" voor zet in het Nederlands, zijn in het Duits das. (het boek - das Buch, het huis - das Haus)

woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje) 
  • bijv. das Löffelchen = het lepeltje, das Kindlein = het kindje, das Mädchen = het meisje, das Brötchen = het broodje



Slide 13 - Tekstslide

meervoud = die
Als het om meervoud gaat gebruik je altijd die.
Het maakt dan niet uit of het een mannelijk dier of persoon is.
Bijvoorbeeld: 
der Opa - die Opas
das Tier - die Tiere

Leute en Eltern zijn altijd meervoud

Slide 14 - Tekstslide

Vul het goede lidwoord in van:
Banane
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

Vul het goede lidwoord in van:
Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

Vul het goede lidwoord in van:
Kinder (mv)
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quizvraag

Vul het goede lidwoord in van:
Bauer (boer)
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quizvraag

Vul het goede lidwoord in van:
Lehrer
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

Vul het goede lidwoord in van:
Leute (mv)
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

Vul het goede lidwoord in van:
Fenster (raam)
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

Vul het goede lidwoord in van
Prüfung (toets)
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quizvraag

Theorie anwenden
Machen:
Aufgabe 18 bis zum 21
Ab Seite 81

Fertig: Slim Stampen E
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Machen:
Aufgabe 18 bis zum 21
Ab Seite 78

Lernen:

Grammatik A und Lernliste N-D

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide