2bk H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

2bk1 H4

woordenschat en taalverzorging

Achtervoegsels

Achtervoegsels die veel voorkomen zijn:
-lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -aar, -isch, -ing, -ig

Bijvoorbeeld

werkloos = zonder werk

risicovol = met veel risico 

dagelijks = elke dag

Niet alle achtervoegsels hebben een vaste betekenis.
minderheid - schematisch - vijandig

daalt

hoewel

aantrekkelijk

uitsterven

beschermen

hinderlijk

ervoor zorgen dat iemand of iets veilig is

Mooi

verdwijnen, niet meer bestaan

wordt minder

vervelend, lastig

ook al

Taalverzorging formuleren

Sommige verwijswoorden lijken veel op elkaar en worden daardoor gemakkelijk verkeerd gebruikt.

Bijvoorbeeld:
me / mij / mijn
je / jouw / jouw

Welk verwijswoord  moet je gebruiken?

- mijn - jouw - je	als er een bezit achter staat	- Dat is mijn laptop. - Dat is jouw laptop. - Dat is je laptop.
- mij - me - jou - je	als er geen bezit achter staat.	- De laptop is van mij . - Zij vroeg me om advies. - Ik gaf de laptop aan jou . - Wil je die laptop aangeven?

......... schoen is stuk.

1. mij
2. me
3. mijn

Morgen vier ik ........ verjaardag.

1. me
2. mij
3. mijn

Mag ik .......... fiets lenen?

1. jou
2. jouw

De docent gaf aan ........ de toets terug.

1. jou
2. jouw

Stuur je ....... even een mailtje?

1. me
2. mijn

Taalverzorging spelling

Werkwoorden kun je in drie tijden schrijven:

- tegenwoordige tijd

- verleden tijd

- voltooide tijd

De tegenwoordige tijd :

Wij antwoorden op de vraag. 

Zij overlegt met haar docent.

ik vorm
ik vorm + t
hele werkwoord (wij)

De verleden tijd:
Wij antwoordden op de vraag.
Zij overlegde met haar docent.

Sterke werkwoorden - veranderen van klank

Zwakke werkwoorden -
taxi kofschip

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd:

1. haal - en eraf
antwoorden 
2. laatste letter in 'taxi kofschip'?
3. ik vorm opschrijven
4. -te(n) of -de(n)
achter de ik vorm plakken.

De voltooide tijd

Bevat een voltooid deelwoord en minimaal twee werkwoorden.

Kan nooit de pv zijn!

Wij hebben dit weekend geschilderd. 

Vroeger .............. ik vier keer in de week.

1. sport
2. sporte
3. sportte
4. sporten

Afgelopen nacht ................ de zomertijd.

1. start
2. startte
3. starte
4. starten

Afgelopen weekend .............. ik mijn opa.

1. help
2. helpte
3. helptte
4. hielp

De danser heeft ................

1. gedanst
2. gedansd

Taalverzorging spelling

Meestal kun je een zelfstandig naamwoord verkleinen.
Vaak gebeurt dit door - je achter het woord te plakken.

Dit is niet altijd het geval een verkleinwoord kan ook eindigen op:
- tje, -pje, -kje, -etje, otje,

Eindigt een woord op een klinker die lang klinkt?

Bijvoorbeeld: Opa, auto, café

Dan verdubbelt de klinker als je het verkleinwoord maakt, dit is nodig voor de uitspraak.:
opa - opaatje
auto - autootje

café - cafeetje

puzzel

ring

koning

duim

-je erachter

- je erachter en 'g' wordt 'k'

-tje erachter

- pje erachter

-etje erachter

kind

wat ga je doen:

1. Naar Nieuw Nederlands online (via Somtoday leermiddelen)

2. Klik links op: 'Hoofdstuk 4 mooi'

3. Scroll rechts naar beneden en klik op 'oefentoets'
                               Deze ga je in stilte maken.
Klaar? Laat mij het resultaat zien en dan vertel ik wat je daarna gaat doen.

                                                   Succes!