dinsdag 25 januari 2022

 Dinsdag 25  januari 2022
08.30 - 09.20 uur  SPORT
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur  SPORT

12.40 - 13.30 uur Rekenen
werkblad en zelfstandig werken
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30-14.20 uur Disk
Zelfstandig werken in thema Regels en Straf
10.30 - 11.20 uur Woordenschat
Thema vrije tijd
11.20 - 12.10 uur  Grammatica
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Dinsdag 25  januari 2022
08.30 - 09.20 uur  SPORT
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur  SPORT

12.40 - 13.30 uur Rekenen
werkblad en zelfstandig werken
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30-14.20 uur Disk
Zelfstandig werken in thema Regels en Straf
10.30 - 11.20 uur Woordenschat
Thema vrije tijd
11.20 - 12.10 uur  Grammatica
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Sport

Slide 2 - Tekstslide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 3 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema: vrije tijd

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 4 - Tekstslide

de gymdocent
  • een leraar waarvan je gymles krijgt
  • een docent die sportlessen geeft 
  • Zin: Mijn favoriete vak op school is gym, omdat de gymdocent zo aardig is.
  • Zin: Als ik klaar met mijn middelbare school ben, dan wil ik graag een opleiding volgen om gymdocent te worden.

Slide 5 - Tekstslide

de gymles
  • de les waarbij je oefeningen doet om je lichaam sterk te maken
  • de les in gymnastiek
  • Zin: Mijn klasgenoot heeft gisteren bij de gymles haar enkel verstuikt.
  • Zin: Wij hebben vandaag tafeltennis en voetbal gespeeld in de gymles.

Slide 6 - Tekstslide

het materiaal
  • alles waarmee je iets kunt doen 
  • wat je nodig hebt om iets te maken 
  • Zin: Mijn docent zegt dat wij vanmiddag gaan knutselen, en het materiaal dat we daarvoor nodig hebben is een schaar en lijm.
  • Zin: Ik ga van de zomer kamperen met mijn zusje, dus we zijn nu alvast al ons materiaal bij elkaar aan het zoeken.

Slide 7 - Tekstslide

de outfit
  • de kleding die je draagt 
  • wat je aantrekt als je naar buiten gaat
  • Zin: Mijn vriendinnen en ik gaan samen naar een concert van Robbie Williams, dus we gaan morgen alvast winkelen voor een outfit om aan te doen.
  • Zin: Als ik een sollicitatiegesprek heb, dan ga ik altijd in een hele nette outfit.

Slide 8 - Tekstslide

de tennisser
  • iemand die tennist
  • iemand die tennis speelt
  • tegenstelling: tennisster
  • Zin: De tennisser was heel erg goed, want hij versloeg zijn tegenstander.
  • Zin: Mijn grote broer is uitgekozen als beste tennisser van ons dorp, en daardoor mag hij een wedstrijd spelen tegen andere tennissers die ook heel erg goed zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Heb jij een favoriete outfit?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Maak een zin met de gymdocent.

Slide 11 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit wat het betekent:
het materiaal

Slide 12 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 13 - Tekstslide

Als wij................ hebben dan moeten wij ons omkleden en ander schoenen aan doen.

Slide 14 - Open vraag

Het is vandaag heel erg warm buiten, dus ik ga nu naar huis om een andere ............... aan te trekken.

Slide 15 - Open vraag

De ...................... zegt dat we goed moeten luisteren als we uitleg krijgen over wat we vandaag gaan doen.

Slide 16 - Open vraag

Als wij morgen gaan klimmen, dan moeten we wel het juiste.................. meenemen.

Slide 17 - Open vraag

Mijn ouders kijken graag naar tennis, en dan vooral naar hoe enthousiast de .......................speelt.

Slide 18 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: 
de tennisser
de gymdocent
de gymles
het materiaal
de outfit

Slide 19 - Tekstslide