enkelvoudige zin

Nakijken huiswerk
a. LW: de ZNW: Garisenda-toren, Asinelli-toren, jaar, skyline, stad, Bologna
BijvNW: Italiaanse
b LW: de ZNW: torens, monumenten, universiteitsstad
BijvNW: scheve, meestbezochte
c LW: de ZNW: Garisenda, trots, zorg, stad BijvNW: eeuwenoude, grootste
d LW: de ZNW: helling, toren BijvNW: scheve, oude
e LW: het, de ZNW: plein, toren BijvNW: toeristische, toegankelijk
f LW: het, een ZNW: buslijnen, kruispunt, route BijvNW: drukke, omgeleide
g LW: de ZNW: toren BijvNW: middeleeuwse
h LW: de ZNW: geschiedenis, Bologna, toren BijvNW: omvallende
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nakijken huiswerk
a. LW: de ZNW: Garisenda-toren, Asinelli-toren, jaar, skyline, stad, Bologna
BijvNW: Italiaanse
b LW: de ZNW: torens, monumenten, universiteitsstad
BijvNW: scheve, meestbezochte
c LW: de ZNW: Garisenda, trots, zorg, stad BijvNW: eeuwenoude, grootste
d LW: de ZNW: helling, toren BijvNW: scheve, oude
e LW: het, de ZNW: plein, toren BijvNW: toeristische, toegankelijk
f LW: het, een ZNW: buslijnen, kruispunt, route BijvNW: drukke, omgeleide
g LW: de ZNW: toren BijvNW: middeleeuwse
h LW: de ZNW: geschiedenis, Bologna, toren BijvNW: omvallende

Slide 1 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Opdracht 5 (a t/m e)
a Wederkerig voornaamwoord: elkaar
b Persoonlijk voornaamwoord: Ze
c Wederkerend voornaamwoord: zich
Aanwijzend voornaamwoord: degenen
Betrekkelijk voornaamwoord: die
d Bezittelijk voornaamwoord: hun
e Vragend voornaamwoord: wat voor
Aanwijzend voornaamwoord: dit
g: elkaar: wederkerig

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Opdracht 9: (a t/m e)
a Bepaald hoofdtelwoord: 381
b Onbepaald hoofdtelwoord: veel
c Bepaald rangtelwoord: tweede, eerste
d Bepaald rangtelwoord: eerste
e Bepaald hoofdtelwoord: 30

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Opdracht 12:
Welke woordsoorten zijn nog onduidelijk?? 


Slide 4 - Tekstslide

Een vrouw uit Den Haag heeft haar man laatst herkend bij het populaire televisieprogramma Opsporing Verzocht.


laatst is een....
A
zelfstandig naamwoord
B
telwoord
C
bijwoord van tijd
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Quizvraag

Een vrouw uit Den Haag heeft haar man laatst herkend bij het populaire televisieprogramma Opsporing Verzocht.


populaire is een....
A
zelfstandig naamwoord
B
telwoord
C
bijwoord van tijd
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Een vrouw uit Den Haag heeft haar man laatst herkend bij het populaire televisieprogramma Opsporing Verzocht.


Opsporing verzocht is een....
A
zelfstandig naamwoord
B
telwoord
C
bijwoord van tijd
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Ze zaten naast elkaar op de bank televisie te kijken, toen de man plotseling in beeld verscheen.


toen is een
A
bijwoord van tijd
B
zelfstandig naamwoord
C
voegwoord
D
telwoord

Slide 8 - Quizvraag

Ze zaten naast elkaar op de bank televisie te kijken, toen de man plotseling in beeld verscheen.


elkaar is een
A
wederkerig voornaamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
voegwoord
D
wederkerend voornaamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Ze zaten naast elkaar op de bank televisie te kijken, toen de man plotseling in beeld verscheen.


plotseling is een
A
wederkerig voornaamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
wederkerend voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Zijn zeer verbijsterde vrouw heeft hem vervolgens aangegeven bij de politie.


hem is een
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Zijn zeer verbijsterde vrouw heeft hem vervolgens aangegeven bij de politie.


verbijsterde is een
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
bijvoeglijk voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Zijn zeer verbijsterde vrouw heeft hem vervolgens aangegeven bij de politie.


vervolgens is een
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
bijwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
bijvoeglijk voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Zijn zeer verbijsterde vrouw heeft hem vervolgens aangegeven bij de politie.


Het werkwoordelijk gezegde in deze zin is....
A
heeft
B
aangegeven
C
heeft aangegeven
D
heeft hem aangegeven

Slide 14 - Quizvraag

Enkelvoudige zin
Je weet wat een enkelvoudige zin is.
Je kunt een enkelvoudige zin ontleden.

Lezen en leren: blz. 138 - 155 

Slide 15 - Tekstslide

Enkelvoudige zin
Elke zin heeft een onderwerp en een gezegde.
In elke zin DOET iemand iets of IS iemand iets
Degene die iets DOET is het onderwerp. 
Wat het onderwerp IS of DOET is het gezegde.

Het onderwerp en het gezegde zijn de basis van iedere zin:
Bijv: mama slapen / mama lief

Slide 16 - Tekstslide

Doen-zinnen
Doen-zinnen hebben een werkwoordelijk gezegde waarbij het belangrijkste woord van het gezegde een werkwoord is. 

Bijv:
Opa lacht
De buurman tuiniert
De hond kwispelt

Slide 17 - Tekstslide

Zijn-zinnen
Zijn-zinnen hebben een naamwoordelijk gezegde. Het belangrijkste woord van een naamwoordelijk gezegde is een naamwoord (bijvoeglijke naamwoorden of zelfstandige naamwoorden). 
Bijv: 
Oma is grappig
De atleet is snel
Vossen zijn roofdieren

Slide 18 - Tekstslide

Doen- of zijn-betekenis?

Hoe intelligent zijn dolfijnen?
A
doen-betekenis
B
zijn-betekenis

Slide 19 - Quizvraag

Doen- of zijn-betekenis?

Kunnen deze dieren in een eigen taal met elkaar communiceren?
A
doen-betekenis
B
zijn-betekenis

Slide 20 - Quizvraag

Doen- of zijn-betekenis?

Die vraag houdt de wetenschappers bezig.
A
doen-betekenis
B
zijn-betekenis

Slide 21 - Quizvraag

Doen- of zijn-betekenis?

Dolfijnen lijken zich bewust van hun eigen identiteit.
A
doen-betekenis
B
zijn-betekenis

Slide 22 - Quizvraag

Doen- of zijn-betekenis?

Ze lijken ook steeds hetzelfde geluid te gebruiken als hun eigen naam.
A
doen-betekenis
B
zijn-betekenis

Slide 23 - Quizvraag

Doen- of zijn-betekenis?

Toch blijkt het trekken van een duidelijke conclusie op basis hiervan ingewikkeld.
A
doen-betekenis
B
zijn-betekenis

Slide 24 - Quizvraag

Persoonsvorm
In elke zin zit altijd een persoonsvorm. De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde:
            



De persoonsvorm past zich aan het onderwerp aan.                 
Onderwerp
PV
Oma/ oma's
is / zijn
lief
Papa /  De papa's
gaat / gaan
tuinieren

Slide 25 - Tekstslide

Voorwerpen
Lijdend voorwerp: in sommige zinnen ondergaat iets of iemand dat wat gedaan wordt.

Bijv: 
Ik kam mijn haar --> het haar ondergaat het kammen. 


Lees en leer hiervoor: blz. 148 - 150

Slide 26 - Tekstslide

Voorwerpen
Meewerkend voorwerp: is het zinsdeel dat iets ontvangt 
Bij het meewerkend voorwerp kun je vaak het voorzetsel aan erbij denken. 
Voorbeelden:
- De minister legde (aan) ons de maatregelen uit.
- Hij schreef een liefdesbrief aan haar.


Lees en leer hiervoor: 151

Slide 27 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp
Sommige werkwoorden hebben een voorwerp met een voorzetsel erbij: 
Ik verlang naar de vakantie.
We denken aan je.
Ik houd van Indonesisch eten.

Het is een vaste combinatie (voorzetsel en werkwoord) en het voorzetsel heeft in deze geen betekenis meer. 


Lees en leer hiervoor blz. 152-153 (theorieboek)

Slide 28 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
In een zin kunnen aanvullingen gezet worden en allerlei soorten informatie geven. Er zijn verschillende soorten bijwoordelijke bepalingen:
- plaats: mijn ligt op school.
- tijd: eten doe je maar in de pauze.
- oorzakelijkheid: door de wind zijn er drie bomen omgevallen.
- hoeveelheden: de kerkklokken sloegen driemaal.
- bijwoordelijke bepalingen bij een werkwoord: het regende hard
- bijwoordelijke bepalingen van ontkenning/bevestiging: Het gaat niet regenen.

Lees en leer hiervoor: blz. 154 - 155

Slide 29 - Tekstslide

Zin ontleden:

Tijdens deze les gaan jullie je voorbereiden op de mondelinge toets van de boekenclub.
pv
ond
gez
lv
mv
vzv
bwb
bvb

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag
Lezen leesboek 10 minuten
Samen opdracht 11 - 3 zinnen
Aan de slag!
Theorieboek: leren blz. 138 - 155
Oefenboek 128 maken: 5,  7,  11
11 (a,b,c,d,e,f): ontleed deze zinnen helemaal. 
Huiswerk dinsdag 11-2: 5/7/11. Boek uit -> boekenclub
timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide