Les 7 oncologie en palliatieve zorg

Kanker/ oncologie
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
HelpendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Kanker/ oncologie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oncologie
De wetenschap die kwaadaardige tumoren, kankerprocessen en de effecten van verschillende behandelingen van kwaadaardige tumoren bestudeert.

1 op de 3 mensen krijgt kanker
 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding kanker

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risicofactoren
* Leeftijd (helft van de patiënten in 70 jaar en ouder)
* Leefstijl (Alcohol, overgewicht, ongezond eten, inactiviteit en zonnen)
* Leefomgeving en beroep (schadelijke stoffen)
* Infectieziekten (HPV/ H. Pylori/ Hepatitis)
* Erfelijkheid
* Voeding

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meest voorkomende kankersoorten bij mannen en vrouwen:

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mannen

     1. Prostaatkanker

2. Longkanker

3. Darmkanker
 Vrouwen

1. Borstkanker

           2. Dikke darmkanker

 3. Longkanker


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Adjuvant: aanvullend op operatie of bestraling

Bij immunotherapie krijgt u medicijnen om de werking van uw afweersysteem te versterken. Dit zorgt ervoor dat uw afweersysteem de kankercellen gaat herkennen, opruimen en vernietigen. Immunotherapie of immuuntherapie is een redelijk nieuwe behandelmethode bij kanker.

Hormonale therapie is eigenlijk een antihormoon therapie. U krijgt namelijk medicijnen die de werking van hormonen remmen of blokkeren.

Stamceltherapie, ook wel stamceltransplantatie of beenmergtransplantatie genoemd, wordt gebruikt bij de behandeling van leukemie en bepaalde non-hodgkinlymfomen. Daarbij wordt het zieke beenmerg dat afwijkende witte bloedcellen – kankercellen – produceert, vervangen door gezond merg.
Chemotherapie en bestraling

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn aandachtspunten in de zorg voor mensen die chemo krijgen?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwerkingen chemo:
-Vatbaar voor infecties
-Vermoeidheid
-Pijn
-Te lage voeding- en vochtinname
-Misselijkheid; Diarree of verstopping
-Droge huid, nagelproblemen
-Mondproblemen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn aandachtspunten in de zorg voor mensen die bestraling krijgen?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwerkingen RT
-huidreactie: verbrande huid, huidreactie wat pas na maanden of jaren kan optreden! 
-kans op 2e tumor, littekenvorming, schade bloedvaatjes, kwetsbare botten, vermoeidheid,
-RT slokdarm: slikklachten, droge mond, taai slijm,
-RT buik: buikklachten (diarree, vaak plassen)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Cliënten die bestraald zijn, hebben vaak last van bijwerkingen.
Hoeveel en welke bijwerkingen er zijn hangt af van de plaats die bestraling krijgt.

Goede voeding is belangrijk. Voldoende drinken, bestraling doodt kankercellen wat zorgt voor afvalstoffen. Het lichaam heeft vocht nodig om die afvalstoffen af te voeren. 1,5 tot 2 liter vocht per dag. zie boek blz.97

Tips verzorging huid, doornemen
2 soorten radiotherpie
Uitwendige bestraling:


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inwendige bestraling

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rondvraag
Vragen
en/of
 opmerkingen?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Palliatieve zorg 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is palliatieve zorg?
Palliatieve zorg is zorg die gegeven wordt aan cliënten wanneer er geen genezing van een ziekte meer mogelijk is.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dan kun je denken aan:
  • Kanker, wanneer die uitbehandeld is
  • Dementie
  •  COPD
  • Hartfalen 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel palliatieve zorg 
Een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven te realiseren, 
door te voorkomen en verlichten van lijden. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 fasen in de palliatieve zorg
1. ziektegericht:
 de ziekte wordt behandeld zonder dat genezing mogelijk is
2; symptoomgerichte palliatie
de focus licht op het verlichten en onder controle houden van de symptomen. de ziekte schrijdt voort, de cliënt al verzwakken en minder mobiel worden . de symptomen verergeren en in deze fase worden beslissingen genomen rondom het levenseinde.
3. palliatie in de stervensfase:hier verschuift de aandacht van kwaliteit van leven naar kwaliteit van sterven
4. de nazorg. dit wordt ook gezien als onderdeel van de palliatieve zorg. soms hebben naasten behoefte aan ondersteuning tijdens de rouwarbeid

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aspecten van palliatieve zorg 
  • Kwaliteit van leven van de cliënt. Daar vallen de wensen en behoeften van de cliënt en naasten onder.
  • De omgang met symptomen (symptoommanagement)
  • Afspraken maken en gezamenlijke besluitvorming
  • De wensen, ideeën en beslissingen van de cliënt (autonomie van de cliënt/ vrijheid van de cliënt om zelf beslissingen te nemen)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Verschillende zorgverleners die met elkaar samenwerken verlenen de zorg 
  • De zorg is ook gericht op de naasten. Voor de omgeving van de cliënt is het vaak ingrijpend wanneer hun dierbare ziek is en niet meer beter kan worden
  • Proberen van te voren te bedenken welke klachten en problemen in de nabije toekomst kunnen gaan spelen.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Palliatieve en terminale zorg


Verschil:


Terminale zorg
is gericht op de kwaliteit van sterven.
Palliatieve zorg is gericht op de kwaliteit van leven.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil tussen palliatieve zorg en terminale zorg
  • Beide zorgvormen worden geboden aan diegenen die niet meer kunnen genezen van hun ziekte en daaraan zullen overlijden
  • Het verschil is dat palliatieve zorg jaren kan duren, terwijl we pas van terminale zorg spreken wanneer het overlijden op korte termijn (3 maanden of minder) wordt verwacht

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naderende dood
-Geen zin meer in eten/ drinken
-Ernstige vermoeidheid en verzwakking, leidend tot volledige bedlegerigheid
-Verminderende urineproductie, donkere urine
-Verminderd bewustzijn, soms hallucineren


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naderende dood
-Cheyne Stokes ademhaling, soms reutelend
-Spitse neus
-Diep liggende, holle ogen
-Donkere vlekken op het lichaam
-Snelle, zwakke polsslag
-Koude, soms blauwe handen en voeten
-Soms lijkvlekken achterkant benen en rug



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten laatste fase
Lichamelijk
Delier/ onrust, wisselligging, nathouden mond, denk aan obstipatie/retentie, pijn,  angst, eten naar behoefte, zo nodig morfine/zuurstof bij benauwdheid


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Psychisch: bied emotionele ondersteuning, bespreek angsten rondom het sterven

Sociaal: schakel netwerk in, bespreek gewenste plek van overlijden, voorkom ruzie aan sterfbed, zoek manieren tot communicatie
Spiritueel: schakel geestelijke verzorging in, maak levensvragen en angst voor de dood bespreekbaar

Spiritueel: schakel geestelijke verzorging in, maak levensvragen en angst voor de dood bespreekbaar


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ademhalingssoorten

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gehoor blijft het langste intact!
Altijd (respectvol) tegen cliënt blijven praten

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe begeleid je het sterven?
-Observeren op symptomen/ is iemand comfortabel?
-Op de hoogte zijn van gewoontes rond sterven bij verschillende religies
-Naasten betrekken, vragen/ angsten signaleren
-Afstand/ nabijheid
-Het zit vaak in de kleine dingen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laatste zorg
Wie geeft die? Zorg, familie, begrafenisondernemer?
Wonden afplakken
Katheter/ infuus verwijderen
Incontinentiemateriaal
Lichaam wordt gekoeld

Opvang familie

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is kwaliteit van leven?


Wat is kwaliteit van sterven?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praat erover!
* Hoe je om met cliënten die niet lang meer te leven hebben, wat kun je voor hen doen?
* Hoe ga je met hen in gesprek, en vind je dat lastig?
* Wat bespreek je met familie en vind je dat lastig?
* Hoe ga je ermee om als een client sterft, wat doet dat met jou?
* Wat kunnen anderen voor jou betekenen, wat moeten ze wel en niet doen?

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies