Begrippenlijst centraal examen scheikunde

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Begrippenlijst centraal examen scheikunde

Atoomnummer

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Covalentie

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Elektrovalentie

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Element

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Ester

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Hydraat

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

pH-optimum

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Leg uit wat het massagetal is

Elektrolyt

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Wat weet je van thermoharders?

Isotoop

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Valentie-elektronen

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Energie-effect

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Wat is een substitutie reactie?

Een zuur is een deeltje dat een H+ ion kan opnemen

1. waar
2. niet waar

Geef de definitie van een reductor

Wat is de stof die hier beschreven wordt:
Voedingsstoffen die dienen als reservebrandstof voor het lichaam gemaakt uit glycerol en vetzuren

1. koolhydraten
2. vetten
3. verzadigde vetzuren
4. eiwitten

Wat is de primaire structuur van een eiwit?

Wat is de LD-50 waarde?

Wat betekent de afkorting GHS?

Zijn vrije elektronen hetzelfde als valentie-elektronen?

Extruderen

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Botsende deeltjes model

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Recirculatie

1. Ja ik weet wat dat betekent
2. Nee, wel van gehoord maar ik weet het niet
3. Ja ik weet het ongeveer maar kan het niet uitleggen
4. Nooit van gehoord

Wat zijn essentiële aminozuren en vetzuren

Wat is een endotherme reactie?

Wat is een weekmaker? Met andere woorden, wat is de functie?

Noem 3 scheidingsmethoden en het verschil in stofeigenschap waarop ze gebaseerd zijn

Scheikunde is voor mij: .....