Domein 4, formules en grafieken

Domein 4: 
Formules en grafieken
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Domein 4: 
Formules en grafieken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van de les:
Aan het einde van de les kan ik:

* een formule opstellen en oplossen
* rekenen met patronen
* informatie uit grafieken aflezen
* Alle bovenstaande drie onderdelen door elkaar gebruiken om een som op te lossen



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formules

Een formule beschrijft een verband tussen verschillende gegevens. In een formule beschrijven de woorden welke gegevens je kunt invullen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik vind het werken met formules heel erg moeilijk....
Eens
Oneens
Geen mening

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Formules
Je kunt een formule opstellen om het verband tussen twee of meer gegevens weer te geven.
bijv.
Arie spaart voor een racefiets. Hij geeft 70 euro verjaardagsgeld gekregen. Arie spaart iedere maand van zijn loon 85 euro. Stel een formule op waarmee je kunt berekenen hoeveel spaargeld Arie heeft.

Spaargeld = verjaardagsgeld + loon x aantal maanden
Spaargeld = 70 euro + 85 euro x aantal maanden

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Slide 6 - Open vraag

Antwoord:
40.000X0,14X0,42
2.352:12 = 196
Grafieken
Een grafiek geeft een verband weer tussen verschillende gegevens. In een diagram kunnen meerdere grafieken staan. De grafieken kunnen elkaar snijden in een snijpunt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

160 na 1,5 uur dus 320 na 3 uur als ze in een keer blijft rijden
Maria bestelt 600 rozenblaadjes
en laat ze bezorgen.
Hoeveel moet ze betalen?
A
49,95
B
54,00
C
59,95
D
64,00

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel uur heeft Yannick in heel 2011 besteed aan persoonlijk contact met vrienden?

Slide 10 - Tekstslide

20 uur per maand
20x12 = 240 uur
Wat was in 2000 het verschil tussen aantal ha tomatenkassen en het aantal ha aardbeienkassen?

Slide 11 - Tekstslide

1200-250 = 950

Steven heeft een app met daarin een overzicht van zijn reizen in maart.
Steven rijdt in april 10% meer kilometers met de auto dan in maart. In mei rijdt hij 10% minder kilometers dan in april.
Heeft Steven in mei meer, minder of evenveel kilometers gereden vergeleken met maart?
Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij een berekening.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heeft Steven in mei meer, minder of evenveel kilometers gereden vergeleken met maart?
Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij een berekening.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
Stap 1
bereken de kilometers in april
639 : 100 = 6,39 x 10 = 63,9 + 639 = 702,9
OF 639 x 1,1 = 702,9 km
Stap 2
bereken de kilometers in mei
702,9 : 100 = 7,029 x 10 = 70,29
702,9 - 70,29 = 632,61
OF 702,9 x 0,9 = 632,61
Stap 3
trek de conclusie op basis van deze berekeningen
in mei heeft Steven minder kilometers gereden dan in maart


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de eenheden van de lengte op volgorde van groot naar klein
km
hm
dam
m
dm
cm
mm

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke eenheid van lengte past het beste bij de afbeelding.
km
hm
dam
m
dm
cm
mm

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

3 ton is...
euro
kilogram
3 000
30 000
300 000
3 000 000

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 liter
10 liter
1 centiliter
7,2 liter
2 deciliter

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag met smart rekenen
Log in en oefen met grootheden en eenheden en formules en grafieken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies