Hst 8 bespreken toets

Hst 8 Vergelijkingen.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hst 8 Vergelijkingen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel

Ontdekken hoe je de herkansing van de toets hst 8 moet aanpakken.

Je krijgt handvatten om een verhaaltjessom op te lossen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


We bespreken de volgende 2 lessen( 1 les fysiek en 1 les online) de toetsvragen en antwoorden.

Daarna herkansing op dinsdag 18 mei: hoogste cijfer telt.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 Schrijf de volgende formules zo kort mogelijk.
 a b = 3 x a + 8 x a
 b 5p – 4p + 3 = g
 c 2p + p – 2p + t – 2t = q

Slide 4 - Tekstslide

De donald duckjes bij elkaar optellen. gescheiden van de autoweek.
 2 Los de vergelijkingen op met een pijlenketting en omgekeerde pijlenketting.
 a 5 × a + 8 = 48
 b 26 = 3 × b – 10
 c 8 – 5b = 0,5

Slide 5 - Tekstslide

Wat is los de vergelijking op?
De vraag is wat is dan a of b?

TIP: Schrijf eerst de som in de goede volgorde.

5b = 5 x b

3 Marit rent 10 kilometer met een
  gemiddelde snelheid van 150 meter per minuut. De afstand die ze nog moet
  lopen berekent zij met de formule
  10 000 – 150t = a. Hierbij is t de tijd in
  minuten en a is de afstand die nog
  afgelegd moet worden in meters.
 a Leg uit hoe Marit aan de getallen in
  deze formule komt.
 b Hoeveel meter moet Marit na 30
  minuten nog lopen?
 c Na hoeveel minuten heeft ze 6 kilometer gelopen?
  Los de vergelijking die bij deze vraag hoort op.
 d Een week later train Marit weer en doet dan 1,5 uur over
 12,6 kilometer. Met welke formule had zij voor deze training de
  te lopen afstand kunnen berekenen?

Slide 6 - Tekstslide

Wat staat er in het "verhaaltje"?
Hoe komen je aan 10000?
Wat betekent 150t?

c. wat is de vraag? Hoeveel moet ze nog lopen? 4000 meter.

d. zie begin. t is tijd in minuten, afstand in meters per minuut
dus .......
4 Los de vergelijkingen op met de balansmethode.
a  5a + 3 = 3a + 17
b  11x – 12 = x + 8
c  3d + 7 = 34 − 6d
d  8s – 3 = –s + 15
e  4 – 8t = –6t


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 De leden van een voetbalclub gaan balpennen met het logo van de club verkopen.
 De balpennen verkopen zij voor € 1,50 per stuk.
 De club heeft de balpennen voor € 0,40 per stuk gekocht en het aanbrengen van het logo kostte eenmalig € 180,-.
  De club kan de inkomsten berekenen met de formule 1,50a = b.
  Hierin is a het aantal balpennen en b het bedrag in euro’s.
 a Maak een formule voor het berekenen van de kosten. Gebruik ook hier de letters a     en b.
 b Bereken met het oplossen van een vergelijking hoeveel
  balpennen verkocht moeten worden om winst te hebben

Slide 8 - Tekstslide

Hoe bereken je de kosten en de winst?
Wat betekent een vergelijking?
6  In een restaurant werken een serveerster en een kok.
  Hun verdiensten berekenen zij met de formules
  Kok: verdiensten = 8,75a
  Serveerster: verdiensten = 14 + 5,25a
  Hierbij zijn de verdiensten in euro’s en is a het
  aantal gewerkte uren.
 a Bereken de eerste coördinaat van het omslagpunt.
 b Teken de grafieken in een assenstelsel.
 c Geef de tweede coördinaat van het omslagpunt.
 d Wie verdient er het meest bij 6 uur werken?
  Leg je antwoord uit.
 



Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn verdiensten?
Wat ga jij doen om je goed cijfer te halen?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies