Bekijk de volgende zinnen:
1) Said / spaart / voor de nieuwste iPhone.
2) Said / heeft / voor de nieuwste iPhone / gespaard.
3) Al sinds de brugklas / is / Lyana / bevriend met Kate.
4) Lyana en Kate / zullen / hun hele leven / vriendinnen / blijven.
In zin 1 doet het onderwerp (Said) iets: hij spaart. In zin 2 heeft het onderwerp iets gedaan: hij heeft gespaard. Zin 1 en 2 hebben allebei een werkwoordelijk gezegde (wg): spaart en heeft gespaard.