Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken.
Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan.
Slide 5 - Tekstslide
Genen allel
gen = stuk dna codeert voor 1 eigenschap
chromosomen komen in paren voor, dus genen ook
allel = één van de verschillende varianten van een gen
2 homologen chromosomen
Slide 6 - Tekstslide
Homozygoot: allebei de genen zijn hetzelfde
Heterozygoot:de genen zijn verschillend
Slide 7 - Tekstslide
dominant allel: dit gen komt tot uiting
A
recessief allel: komt alleen tot uiting wanneer er geen dominant allel aanwezig is
a
Slide 8 - Tekstslide
Drager
Een heterozygoot is een drager van het recessieve allel.
Dat kan bijv. voor een gen zijn dat codeert voor de haarkleur, maar ook voor een gen dat leidt tot een ziekte.
Slide 9 - Tekstslide
Onvolledig dominant
Bijvoorbeeld bij oogkleur
Het recessieve allel komt een beetje tot uiting in het fenotype
Allel voor bruine ogen is onvolledig dominant
Slide 10 - Tekstslide
onvolledig dominant =
een recessief allel dat bij een heterozygoot individu een beetje tot uiting komt in het fenotype
intermediair fenotype =
beide allelen komen in een mengvorm tot uiting in het fenotype
codominantie =
beide allelen komen volledig tot uiting in het fenotype
Slide 11 - Tekstslide
Juiste manier van noteren
AA = homozygoot dominant
aa = homozygoot recessief
Aa = heterozygoot
IRIR = dominant + letter kleur
IwIw = dominant + letter kleur
IwIR = dominant + mengsel kleur
Slide 12 - Tekstslide
Recombinatie
Recombinatie is het herverdelen van erfelijke eigenschappen en leidt tot genetische variatie onder nakomelingen.
Genetische variatie is belangrijk voor het overleven van een soort.
2n = 6
23
mogelijkheden
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
2 gelijke allelen (genen) voor een eigenschap noemen we:
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief
Slide 15 - Quizvraag
Welke eigenschap komt tot uiting bij een heterozygoot allelenpaar?
A
de dominante eigenschap
B
de recessieve eigenschap
Slide 16 - Quizvraag
Pjotr zijn lettercode voor haarkleur is Aa. Zijn haar is bruin. Is de kleur voor zijn haar dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief
Slide 17 - Quizvraag
Aa kan je ook wel omschrijven als:
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
D
Heterozygoot dominant
Slide 18 - Quizvraag
Genetische variatie onstaat door ........... en .............. (blz 178 en 179 kan je helpen)
Slide 19 - Open vraag
Als uit een rode en een witte plant, roze planten ontstaan, dan is de overerving..........?
A
intermediair
B
recessief
C
autosomaal
D
heterozygoot
Slide 20 - Quizvraag
Welke omschrijving hoort (het best) bij de plaats van het vraagteken?
A
Chromosomenpaar
B
Allelenpaar
C
Genenpaar
D
Zowel genen- als allelenpaar
Slide 21 - Quizvraag
Waar of niet waar: Een chromosoom is een gen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een allel?
A
De invulling van een gen
B
Een van de genen van een genenpaar
Slide 23 - Quizvraag
Aan de slag
Maken:
Opdrachten uit het boek:
14 t/m 26
Slide 24 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken.
Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan.