Herhalen Marktresultaat + Welvaart


Twee beweringen over arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zzp’ers.
I. Door asymmetrische informatie wordt de premie lager.
II. Door averechtse selectie wordt de premie hoger.
Welke bewering(en) is/zijn juist?

A
Beide zijn goed
B
I is goed II is fout
C
I is fout II is goed
D
Beide zijn fout
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Twee beweringen over arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zzp’ers.
I. Door asymmetrische informatie wordt de premie lager.
II. Door averechtse selectie wordt de premie hoger.
Welke bewering(en) is/zijn juist?

A
Beide zijn goed
B
I is goed II is fout
C
I is fout II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 1 - Quizvraag

Motieven voor privatisering

Slide 2 - Woordweb

Twee beweringen.
I. Het principaal-agent probleem heeft te maken met tegengestelde belangen tussen principaal en agent.
II. Het principaal-agent probleem wordt mede veroorzaakt door asymmetrische informatie.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 3 - Quizvraag

Twee beweringen over collectieve goederen.
I. Bij collectieve goederen is niemand uitsluitbaar.
II. Het gebruik van collectieve goederen is voor iedereen rivaliserend.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 4 - Quizvraag

De overheid nam een bank over tijdens de kredietcrisis. Nadat ze enkele jaren orde op zaken had gesteld besloot de overheid een groot deel van haar aandelen te verkopen aan institutionele beleggers.

Dit laatste verschijnsel wordt ook wel ... genoemd.

Slide 5 - Open vraag

Wat hoort bij de totale factorproductiviteit?

Slide 6 - Woordweb

Geef een voorbeeld hoe je externe effecten kan internaliseren.

Slide 7 - Open vraag

In een land bedraagt in 2021 het indexcijfer van het nominale bruto binnenlands product 140, terwijl het indexcijfer van het reële bruto binnenlands product 80 bedraagt. Voor beide indexcijfers geldt dat 2010 het basisjaar is.

Hoeveel procent zijn de prijzen in 2021 gestegen ten opzichte van 2010?

A
60%
B
12%
C
75%
D
43%

Slide 8 - Quizvraag

Van een bedrijf weten we het volgende:
* aantal geproduceerde en verkocht producten 300.
* de verkoopprijs per product € 55.000.
* de totale verbruikte grondstoffen € 4.000.000.
* door derden/andere bedrijven geleverde diensten € 2.000.000
* de loonkosten van het bedrijf € 5.800.000.
Bereken de productiewaarde van dit bedrijf.

A
10.500.000
B
16.500.000
C
4.700.000
D
11.800.000

Slide 9 - Quizvraag

Het bruto binnenlands product is een …
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 10 - Quizvraag

Van een land zijn de volgende gegevens bekend:
Netto binnenlands product = € 630 miljard
Omzet bedrijven = € 700 miljard
Productiewaarde overheid en niet-commerciële instellingen = € 175 miljard
Onderlinge leveringen bedrijven = € 215 miljard

De afschrijvingen bedragen …

A
20
B
30
C
40
D
50

Slide 11 - Quizvraag

Kenmerken van de klassieken zijn.....

Slide 12 - Open vraag