Herhalen 7.1 + 7.2

Herhalen 7.1 + 7.2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalen 7.1 + 7.2

Slide 1 - Tekstslide

7.1 Elektriciteit
Hoe maak je elektriciteit?

  • Spanningsbron > voorwerpen/apparaten die elektrische energie leveren
    - bijv. batterijen, accu's, dynamo's (fiets)
  • Batterij of accu > elektrische energie door een chemisch proces door stoffen.
    - zijn de stoffen op, dan stopt het proces en is de batterij of accu leeg
  • Dynamo > bewegingsenergie omzetten in elektrische energie
    - door het wiel te laten draaien (beweging) wordt de bewegingsenergie omgezet in elektrische energie (fietslamp kan branden)

Slide 2 - Tekstslide

7.1 Elektriciteit
Welke energiebronnen zijn er?

Energiebron > een stof waar je
energie uithaalt
  • Fossiele brandstoffen
  • Kenenergie
  • Zonne-energie
  • Windenergie
  • Waterkracht

Slide 3 - Tekstslide

7.1 Elektriciteit
  • Fossiele brandstoffen > ontstaan uit dode planten en dieren
    - aardolie, aardgas, steenkool
    - voordeel = makkelijk te vervoeren en te verbranden
    - nadeel = broeikaseffect, luchtvervuiling, voorraad raakt op

  • Kernenergie > atomen worden gesplitst (atomen zijn kleine deeltjes)
    - bij atoomsplitsing ontstaat warmte en straling
    - met de warmte wordt stoom gemaakt voor de elektriciteitscentrale
    - voordeel = geen luchtvervuiling
    - nadeel = zeer gevaarlijk afval, ongeluk in kerncentrale is erg gevaarlijk

Slide 4 - Tekstslide

7.1 Elektriciteit
  • Zonne-energie
    - zonnecellen (zonnepanelen) zetten zonlicht om in elektrische energie
  • Windenergie
    - wieken van windmolens zijn verbonden met generator
    - bewegingsenergie omzetten in elektrische energie
  • Waterkracht
    - turbine gaat draaien door stromend water
    - bewegingsenergie omzetten in elektrische energie

    - Voordeel = geen milieuschade, energiebron raakt niet op
    - Nadeel = er is niet altijd zon, wind en water beschikbaar



Slide 5 - Tekstslide

7.2 De stroomkring
Vandaag antwoord op de volgende vragen:

  • Waarvoor gebruik je elektriciteit?
  • Wanneer loopt een stroom?
  • Waar kan stroom doorheen?
  • Hoe gevaarlijk is elektriciteit?

Slide 6 - Tekstslide

7.2 Stroomkring 
  • Elektriciteit wordt voor veel dingen gebruikt.
  • waterkoker, fietslampje, zaklamp
  • Maar wat gebeurt er eigenlijk in die apparaten? Hoe kunnen ze elektriciteit doorgeven?

Slide 7 - Tekstslide

7.2 De stroomkring
Waarvoor gebruik je elektriciteit?

Elektriciteit > gebruik je om licht, geluid, warmte of beweging te maken

Voorbeelden:
  • Koffiezetapparaat > energie via stopcontact
  • Mobiele telefoon > energie via accu
  • Afstandsbediening > energie via batterijen
  • Fietslicht > energie via dynamo

Slide 8 - Tekstslide

7.2 De stroomkring
Waar kan stroom doorheen?

  • Metalen laten stroom door (geleid wel)
    - een stof die stroom doorlaat > geleider
    - koolstof is ook een geleider
  • Kunststof laat geen stroom door (geleid niet)
    - stroomdraden zijn geïsoleerd met kunststof
    - kunststof is een isolator > een stof die geen stroom doorlaat


Slide 9 - Tekstslide

7.2 De stroomkring
Wanneer loopt er een stroom?

  • Spanning > hoeveel energie een apparaat krijgt van een spanningsbron
    - eenheid van spanning is volt (V); bijv. 230 V voor keukenapparaat
    - als de spanning voor een apparaat te laag is dan werkt het apparaat niet
    - als de spanning voor een apparaat te hoog is gaat het apparaat stuk

  • Stroomsterkte > geeft aan hoe groot de stroom is
    - eenheid voor stroomsterkte is ampère (A)

Slide 10 - Tekstslide

7.2 De stroomkring
Uitleg spanning & stroomsterkte 
met slangen

  • Spanning (V) kun je vergelijken met
    de sterkte van het gif van slangen.
  • Stroomsterkte (A) kun je vergelijken
    met hoeveel slangen je bijten.
  • Gevolgen voor de gebeten persoon = sterkte van het gif X hoeveel slangen bijten

Slide 11 - Tekstslide

7.2 De stroomkring
Om te onthouden!

  • Elektriciteit gebruik je om elektrische apparaten te laten werken.
  • Er ontstaat een stroom als je een spanningsbron hebt en een gesloten stroomkring.
  • De spanning bepaalt de energie die een stroom heeft. De eenheid van spanning is volt (V). Stopcontacten gebruiken 230 V!
  • De stroomsterkte geeft de grootte van de stroom aan in ampère (A).
  • Geleiders laten elektrische stroom door. Metalen en koolstof zijn geleiders.
  • Isolatoren laten de stroom niet door. Kunststof is een isolator.
  • Hoe gevaarlijk elektriciteit is, hangt af van de stroomsterkte door je lichaam.

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken
- Maak opdracht 1 t/m 15 van 7.2: Huiswerk

Slide 13 - Tekstslide