Verbanden (mavo 2)

Nederlands
Hoofdstuk 43: Verbanden - opsomming, tijd, reden, tegenstelling en voorwaarde

6 december 2021
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Hoofdstuk 43: Verbanden - opsomming, tijd, reden, tegenstelling en voorwaarde

6 december 2021

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Tekstverbanden en signaalwoorden
  • Oefenen met een opdracht
  • Actieve bijdrage en niet door elkaar praten

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Je leert de opbouw van een tekst herkennen met behulp van signaalwoorden.

1. Je weet wat het woord tekstverband betekent.
2. Je weet wat het woord signaalwoord betekent. 




    Slide 3 - Tekstslide

    Signaalwoorden

    Slide 4 - Tekstslide

    Wat is een signaalwoord?
    • Verbindingswoorden
    •Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

    Slide 5 - Tekstslide

    Hoe worden signaalwoorden ook wel genoemd?
    A
    verbindingswoorden
    B
    verwijswoorden
    C
    synoniemen
    D
    werkwoorden

    Slide 6 - Quizvraag

    Oorzaak – gevolg
    omdat, want, zodat, daardoor, daarom, aangezien

    Ik heb besloten meer te sporten (= uitspraak), omdat ik me de laatste tijd 
    slap en futloos voel. 

    Slide 7 - Tekstslide

    Tegenstelling
    maar, daarentegen, desondanks, echter, toch, integendeel, terwijl, enerzijds, anderzijds

    Fatima is blij, maar Hans is verdrietig. 

    Slide 8 - Tekstslide

    Opsomming
    en, ook, bovendien, ten eerste, ten tweede, ten derde, verder

    Ten eerste vind ik het heel erg leuk om naar school te gaan en ten tweede leer ik er veel van.

    Slide 9 - Tekstslide

    Om welk tekstverband gaat het hier?
    Ik ging winkelen en naar de bioscoop.
    A
    reden
    B
    opsomming
    C
    tijd
    D
    tegenstelling

    Slide 10 - Quizvraag

    Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden maar, toch en echter?
    A
    opsomming
    B
    tegenstelling
    C
    tijd
    D
    oorzaak-gevolg

    Slide 11 - Quizvraag

    Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden want en omdat?
    A
    opsomming
    B
    tijd
    C
    tegenstelling
    D
    oorzaak-gevolg

    Slide 12 - Quizvraag

    Tijd
    eerst, nadat, toen, terwijl, wanneer, dan daarna, 
    dadelijk, intussen

    Hij ging eerst eten en daarna sporten. 


    Slide 13 - Tekstslide

    Voorwaarde
    als, wanneer, tenzij, mits, indien


    Als je nu eerst je huiswerk afmaakt (= voorwaarde), dan gaan we straks naar de film. 

    Slide 14 - Tekstslide

    Om welk tekstverband gaat het hier?
    Eerst las ik een boek en daarna stapte ik in bed.
    A
    reden
    B
    opsomming
    C
    tijd
    D
    tegenstelling

    Slide 15 - Quizvraag

    Om welk tekstverband gaat het hier?
    Moeder vindt het goed dat Jesper nog even buiten gaat spelen, mits hij op tijd terug is voor het eten.
    A
    reden
    B
    opsomming
    C
    tijd
    D
    voorwaarde

    Slide 16 - Quizvraag

    Opdracht
    • Individueel (daarna klassikaal bespreken)
    • Tijd: 10 minuten




    Slide 17 - Tekstslide