In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Grammatica: zinsdelen
Slide 1 - Tekstslide
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
De zin van tijd veranderen.
Wie of wat doet er iets?
Alle werkwoorden uit de zin. Incl. PV.
Werkwoorden + naamwoordelijk deel.
Aan wie of voor wie + wg + ow + lv?
Alles wat je nog niet hebt benoemd
Wie of wat + wg + o
Slide 2 - Sleepvraag
Juist of onjuist? Het dikgedrukte woord is de pv.
Wie heeft dat programma gezien?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Welk woord is de pv?
Wie speeltde hoofdrol in die film?
A
Wie=pv
B
Speelt=pv
C
Hoofdrol=pv
D
Film=pv
Slide 4 - Quizvraag
Juist of onjuist? Het onderwerp is dikgedrukt.
Ik ben met de hond naar het bos geweest.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Welks zinsdeel is het wwg?
In Noorwegen heeft hij een studie gedaan.
A
Heeft= wwg
B
Heeft gedaan= wwg
C
Heeft hij gedaan=wwg
D
gedaan= wwg
Slide 6 - Quizvraag
Benoem de dikgedrukte gezegdes: werkwoordelijk of naamwoordelijk
Joy is een tijdje ziek geweest.
A
Werkwoordelijk
B
Naamwoordelijk
Slide 7 - Quizvraag
Benoem de dikgedrukte gezegdes: werkwoordelijk of naamwoordelijk
Mevrouw Van Veen wordt geholpen door de leerlingen.
A
Werkwoordelijk
B
Naamwoordelijk
Slide 8 - Quizvraag
Benoem de dikgedrukte gezegdes: werkwoordelijk of naamwoordelijk
Als Sterre jarig is, geeft zij een feestje.
A
Werkwoordelijk
B
Naamwoordelijk
Slide 9 - Quizvraag
Ontleed de zin: persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde.
Ik ben met de hond naar het bos geweest.
Schrijfwijze antwoord
1. PV=
2. OW= 3. WG of NG= Maak zelf de keuze WG of NG aan het begin van het antwoord
Slide 10 - Open vraag
Ontleed de zin: persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde.
Wij zijn kampioen geworden.
Schrijfwijze antwoord
1. PV=
2. OW= 3. WG of NG= Maak zelf de keuze WG of NG aan het begin van het antwoord
Slide 11 - Open vraag
Zoek het lijdend voorwerp Je houdt de volgorde van het stappenplan aan, ook bij het geven van antwoord. Begin bij de PV, O, WG/NG, LV.
Hij kocht een roodgestreepte helm.
Slide 12 - Open vraag
Zoek het lijdend voorwerp Je houdt de volgorde van het stappenplan aan, ook bij het geven van antwoord. Begin bij de PV, O, WG/NG, LV.
Voor komend weekend heeft de weerman een orkaan voorspeld.
Slide 13 - Open vraag
Lijdend voorwerp of naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde?
Een auto van de zaak lijkt goedkoop.
A
Lijdend voorwerp
B
Naamwoordelijk deel
Slide 14 - Quizvraag
Lijdend voorwerp of naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde?
Mijn vader heeft een auto van de zaak.
A
Lijdend voorwerp
B
Naamwoordelijk deel
Slide 15 - Quizvraag
Zoek nu ook het meewerkend voorwerp. Je houdt de volgorde van het stappenplan aan, ook bij het geven van antwoord. Begin bij de PV, O, WG/NG, LV en MV.
De leraar heeft hem een onvoldoende gegeven.
Slide 16 - Open vraag
Zoek nu ook het meewerkend voorwerp. Je houdt de volgorde van het stappenplan aan, ook bij het geven van antwoord. Begin bij de PV, O, WG/NG, LV en MV.
Wij geven je morgen antwoord.
Slide 17 - Open vraag
Ontleed de zin helemaal Je houdt de volgorde van het stappenplan aan. PV, O, WG/NG, LV, MV en BWB. Zet (x) als het er niet in zit.