Werkwoordspelling Persoonsvorm

Werkwoordspelling Persoonsvorm
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling Persoonsvorm

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
(Er is maar 1 manier!!!!!!!)

Slide 2 - Open vraag

Waarom is het handig om te weten wat de persoonsvorm is?
A
Dan weet je hoe je de tegenwoordige tijd van de werkwoorden moet spellen.
B
Dan kun je de de werkwoorden vinden die in de tegenwoordige en verleden tijd staan.
C
Als vervanging voor 'T SeXy FoKSCHaaP.
D
Dan weet je welke vorm een persoon heeft.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is/zijn in de volgende zin de persoonsvorm(-en)?

De student komt te laat op school.

Slide 4 - Open vraag

Wat is/zijn in de volgende zin de persoonsvorm(-en)?

De student heeft zich afgemeld.

Slide 5 - Open vraag

Wat is/zijn in de volgende zin de persoonsvorm(-en)?

De student had zich afgemeld maar zit toch in de les, waar hij nu werkt een onderzoek.

Slide 6 - Open vraag

Welk 'ezelsbruggetje' heb je vorige week geleerd om het vervoegen van de tegenwoordige tijd makkelijker te maken?

Slide 7 - Open vraag

Je moeder (denken) dat je gek bent.
A
denk
B
denkt
C
denken

Slide 8 - Quizvraag

Je moeder (worden) zelf gek!!!
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 9 - Quizvraag

(Worden) jij gek?
A
Word
B
Wordt
C
Worden

Slide 10 - Quizvraag

(Worden) je moeder gek?
A
Word
B
Wordt
C
Worden

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Sterke en onregelmatige werkwoorden
Zwakke en regelmatige werkwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

'T SeXy FoKSCHaaP
Als de laatste letter van het hele werkwoord min 'en' in 'T SeXyFoKSCHaap zit, dan is de verleden tijd van dat zwakke werk de stam (ik-vorm) + '-te'. Alle andere zwakker werkwoorden is dan de stam + '-de'.

Slide 15 - Tekstslide

Ik (fietsen) gisteren naar huis.
A
fietste
B
fietsde

Slide 16 - Quizvraag

Ik (smeren) vanochtend een broodje jam voor mijzelf.
A
smeerte
B
smeerde

Slide 17 - Quizvraag

Hij (verhuizen) vorige week naar Leeuwarden
A
verhuisde
B
verhuiste

Slide 18 - Quizvraag

Hij (geloven) twee jaar geleden nog in Sinterklaas.
A
geloofte
B
geloofde

Slide 19 - Quizvraag

Zelf doen
Maak in taalblokken de opdrachten 1, 2, 3 en 4 van  het hoofdstuk Spelling 3F, paragraaf 6.5.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide