unit 1 - week 3

week 3
les 1
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 50 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

week 3
les 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je woordenlijst en vul aan:
het hart
de long
de maag
het bloed
de griep
de spier
hoesten
niezen
- the heart
- the lung
- the stomach
- the blood
- the flu
- the muscle
- to cough
- to sneeze

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetsen unit 1
4 november: summative listening
18 november: summative speaking

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag:
Wat weet je nog? 
Hoe zeg je dat je pijn hebt? 
- uitleg 
- zinnen maken



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
- Je kunt in het Nederlands zeggen dat je pijn hebt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog? 
- In groepjes, één notulist, geen woordenlijst
- Welke woorden zie je?
- Overleg snel en schrijf de woorden op.

Slide 6 - Tekstslide

In groepjes, één notulist, geen woordenlijst
Leerlingen zien plaatjes. Welk woord past bij het plaatje? De woorden schrijven ze op. Daarna samen controleren.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
- Wat weet je al?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
Kijken naar de woordenlijst!
De pijn - The pain 
De jeuk - The itch
De bult - The bump
De wond - The wound
De blauwe plek - The bruise





Slide 19 - Tekstslide

Laat de woorden 2 minuten zien. Leerlingen moeten proberen de woorden te onthouden. Daarna doe je de slide weg en vraag je de woorden.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
In het Nederlands gebruik je dan vaak het werkwoord 'hebben'.
Wat weet je al?
schrijf op:
ik (I) heb
jij (you) hebt
hij (he)/zij (she) /u heeft
wij (we), jullie (you), zij (they) hebben

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal de zinnen:
I am in pain = 
He has an itch = 
She has a bump =
They have a wound =
You (ev) have a bruise =

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je dat je pijn hebt?
Mijn … doet pijn - My … hurts
Ik heb pijn - I am in pain
Ik ben ziek - I am ill
Ik ben verkouden - I have a cold

Slide 23 - Tekstslide

Laat de woorden 2 minuten zien. Leerlingen moeten proberen de woorden te onthouden. Daarna doe je de slide weg en vraag je de woorden.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal de zinnen:
My leg hurts = 
He is in pain = 
You (mv) are ill = 
We have a cold = 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

laatste keer oefenen - vertaal de zinnen
  1. I have an itch, because I have a bump.
  2. You are in pain, because you have a wound.
  3. She has a cold.
  4. My back hurts and my finger hurts.
  5. We are ill and our throat hurts.

Slide 26 - Tekstslide

Wedstrijd in groepjes/ tweetallen.

Je kunt alle zinnen tegelijkertijd vertalen of één voor één. Wie wint?

Slide 27 - Tekstslide

extra: docent gaat naar de dokter en somt een hoop klachten op. De leerlingen moeten opschrijven wat die klachten zijn:
- Mijn hand doet pijn.
- Mijn knie doet pijn.
- Ik ben verkouden.
- Mijn vinger doet pijn.
- Ik ben ziek.

Leer woorden
Leer de woorden van week 3.

Bekijk alvast de woorden van week 4.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

unit 1 - week 3
les 2

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag:
Wat weet je nog?
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Werkwoorden uit de woordenlijst
Zinnen maken

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd schrijven.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog?
  • The back
  • I have a cold.
  • My finger hurts.
  •  The bump 
  • He is ill.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd

WERKEN (to work)
ik werk (-en)
jij werkt
hij/zij/u werkt
wij/jullie/zij werken

Slide 33 - Tekstslide

besteed aandacht aan de lettergreep
werk = gesloten lettergreep 
BELLEN (to call)

ik bel (-len)
jij belt
hij/zij/u belt
wij/jullie/zij bellen 
LOPEN (to walk)
ik loop
jij loopt
hij/zij/u loopt
wij/jullie/zij lopen

Slide 34 - Tekstslide

besteed aandacht aan de lettergreep
lo - pen
lo = open lettergreep (eindigt op lange klinker)
bij de vervoeging komt er daardoor een extra klinker bij
Even oefenen
werken: Hij...................
lopen: Jij ...................
bellen: Ik ............
slapen: Jij ......................
fietsen: Jullie ....................

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoorden uit de woordenlijst
bijten - to bite
vallen - to fall
stoten - to stub
snijden - to cut
prikken - to sting
breken - to break

Slide 36 - Tekstslide

Oefen de uitspraak en de lettergrepen.
Laat daarna 2 min kijken naar de woorden. Lln proberen de woorden te onthouden.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal de zinnen
The dog bites = De hond.................
I fall = ....................
He stubs his toe = ................. zijn ......
We cut our finger = ............... in onze.................
The bee stings = De bij.......................
She breaks her arm = ..................haar........

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen maken
Combineer de het cijfer met de juiste letter.
Vertaal daarna de zinnen.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



1. I fall
2. The mosquito stings
3. He is ill
4. our toes hurt.
5. I cut my finger



A. so my leg hurts.
B. so I have a wound. The wound hurts.
C. because he has a cold.
D. so you have a bump. The bump itches.
E. Because we stub our feet

Slide 40 - Tekstslide

1A
2D
3C
4E
5B

Bespreek de antwoorden. Laat leerlingen daarna de zinnen vertalen.
Extra oefenen met zinnen
Maak 1 of 2 zinnen. Gebruik de woorden die je ziet.

Slide 41 - Tekstslide

De bij prikt dus ik heb een bult. De bult doet pijn.

Extra oefening die je na deze oefening doet:
Leerlingen maken op hun computer zelf van deze plaatjes-combinaties. Leerlingen kunnen die uploaden op Toddle (quick task). Aan het eind van de les (of aan het begin van de volgende les) laat je wat combinaties zien. Leerlingen raden dan welke zin ze moeten opschrijven.
Leer woorden
Leer de woorden van week 3.

Bekijk alvast de woorden van week 4.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

unit 1 - week 3
les 3

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag:
Wat weet je nog?
Oefenen met luisteren
Oefenen met spreken
bijwerken woordenlijst/wordwall

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen:
Je kunt vertellen waar iemand pijn heeft (luisteren).
Je kunt vertellen waar je zelf pijn hebt en hoe dat komt (spreken).

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog?
Maak 1 of 2 zinnen met de volgende plaatjes:


Slide 46 - Tekstslide

Gebruik hiervoor een reeks plaatjes die de leerlingen zelf hebben ingeleverd tijdens de vorige les.
Oefenen met luisteren
Luister naar de vrouw. Wat doet pijn/wat zijn haar problemen?
Schrijf zoveel mogelijk op.



Slide 47 - Tekstslide

Je kunt eventueel 2 x naar het fragment luisteren.

Slide 48 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met spreken
Waar - wat - waarom
Dit is mijn schouder. Mijn schouder doet pijn, want ik stoot mijn schouder.

Slide 49 - Tekstslide

Wijs de plek aan.
Vertel wat er aan de hand is.
Leg uit waarom

Hoe werkt de oefening?
Kinderen lopen rond. Docent klapt 2x in handen. Leerlingen stoppen dan met lopen en geven high-five aan leerling die meest dichtbij staat. Gesprekje - waar, wat, waarom.
Na 1,5 minuut nieuwe ronde.
Wordwall/woordenlijst
wordwall:
https://wordwall.net/nl-nl/community/lichaam-gezondheid
woordenlijst:
Leer de woorden van week 3.
Bekijk alvast de woorden van week 4.

Slide 50 - Tekstslide

Je kunt ook blookets doen:

https://dashboard.blooket.com/set/6243f0334e43aa98d7bc03f7 (lichaam)

https://dashboard.blooket.com/set/65e07f30ab5d90608fc150fc (werkwoorden tt)