Je legt uit in welke gevallen je een trema gebruikt.
Je legt uit in welke gevallen je een accent gebruikt.
Je legt uit in welke gevallen je een apostrof gebruikt.
Je schrijft persoonsvormen in de tegenwoordige tijd volgens de spellingsregels.
Je schrijft persoonsvormen in de verleden tijd volgens de spellingsregels .
Je schrijft voltooid deelwoord volgens de spellingsregels.