V4 - TH4 evolutie - BS5

Thema 4
B3 De evolutie-
theorie
B5 Ontstaan van
soorten
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 4
B3 De evolutie-
theorie
B5 Ontstaan van
soorten

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijk: volgende week toets!
- 3V3 volgende week 7e uur 
- 3V1 volgende week woe 5e uur

Over: TH3 Genetica bs. 1 t/m 4 en TH4 Evolutie bs. 3 en bs. 5

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Herhalen/kort behandelen basisstof 3
  • Uitleg basisstof 5
  • Zelfstandig werken

Volgende les: herhalen bs. 3 en 5

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen BS3
  • Natuurlijke selectie
  • Genetische variatie 
  • Recombinatie 
  • Mutatie
  • Overlevingskans
  • Selectiedruk
  • Fitness / voortplantingssucces
  • Adaptatie
In 10 minuten:
leer de begrippen

Straks > quizvragen

Slide 4 - Tekstslide

Kemphanen verschillen onderling in de verenkraag rond hun kop.
Dit is een voorbeeld van:
A
Natuurlijke selectie
B
Genetische variatie
C
Adaptatie
D
Fitness

Slide 5 - Quizvraag

Van individuen met een gunstig genotype zullen meer nakomelingen in leven blijven en zich in de volgende generaties voortplanten
A
Natuurlijke selectie
B
Genetische variatie
C
Adaptatie
D
Fitness

Slide 6 - Quizvraag

Een ongehoorzaam chimpanseemannetje wordt verbannen uit de groep
A
Natuurlijke selectie
B
Genetische variatie
C
Adaptatie
D
Fitness

Slide 7 - Quizvraag

Bij een virusuitbraak overleven een aantal dieren doordat zij een betere afweer hebben tegen het virus
A
Natuurlijke selectie
B
Genetische variatie
C
Adaptatie
D
Fitness

Slide 8 - Quizvraag

Juist of onjuist:
In een populatie passen individuen zich voortdurend aan veranderende milieuomstandigheden aan en geven nieuwe kenmerken door aan hun nakomelingen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Grote genetische variatie verlaagt de overlevingskans van een soort.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Leerdoelen BS 5

Slide 11 - Tekstslide

Door klimaatverandering worden de zomers in Nederland gemiddeld steeds droger. Het leefgebied van dieren die normaal voorkomen in natte gebieden zoals veenmoerasland verdroogt daardoor ook.

Wordt de selectiedruk voor dieren in dit gebied hoger of lager?
A
Hoger
B
Lager

Slide 12 - Quizvraag

Begrippen BS5
  • Reproductieve isolatie
  • Geografische isolatie
  • Eilandtheorie
  • Allopatrisch soortenvorming 
  • Sympathisch soortenvorming
  • Polyploïdie

Slide 13 - Tekstslide

Voordat we verder gaan, een vraag:
Wat is het verschil tussen een soort en een populatie?

Slide 14 - Open vraag

Soort vs. populatie
Soort             = organismen die kunnen voortplanten
Populatie   = een groep van individuen van dezelfde soort

Let op:
  • Binnen een soort kan je verschillende rassen hebben  (sint-bernards hond en dwergpoedel)
  • Na aanpassingen kan de populatie veranderen in meerderen soorten (Indische en Afrikaanse olifant)

Slide 15 - Tekstslide

Populatie vs. soort

Slide 16 - Tekstslide

Soortvorming
Het ontstaan van (een) nieuwe soort(en) uit al bestaande

Slide 17 - Tekstslide

Een nieuwe soort? Hoe?
Hiervoor is reproductieve isolatie nodig

Dit betekent dat er gedurende lange tijd geen voortplanting plaatsvindt tussen individuen van verschillende populaties

Slide 18 - Tekstslide

Hoe zou reproductie isolatie kunnen plaatsvinden?

Slide 19 - Open vraag

Soortvorming
Allopatrische v.s. sympatrische

  • allopatrisch: gebied is / wordt verdeeld 
       waardoor soorten zich afzonderlijk 
       ontwikkelen
  • sympatrisch: soortenontwikkeling 
       binnen hetzelfde gebied

Slide 20 - Tekstslide

Allopatrische soortvorming

Slide 21 - Tekstslide

Allopatrische soortvorming
Oorzaak:
geografische barrière

door verschillende habitats: verschil in selectiedruk.

Er ontstaat genetische verandering, zodanig dat voortplanten onderling niet meer kan > nieuwe soort

Slide 22 - Tekstslide

Klassiek voorbeeld allopatrische soortvorming = eilandtheorie

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Sympatrische soortvorming
Door verschil in bijv:
- Leefwijze
- Baltsgedrag
- Seksuele selectie
- Factor tijd
- Polyploïdie bij planten

Gevolg is genetische verandering door verschil in selectiedruk.




Slide 26 - Tekstslide

2 soorten albatrossen vertonen verschillend paargedrag
Bloemen die door verschillende insecten worden bestoven of in verschillende seizoenen bloeien

Slide 27 - Tekstslide

isolatie methode
beschrijving 
ecologische isolatie (verschil in leefwijze)
de soorten bevinden zich in verschillende delen van de habitat
temporele isolatie (factor tijd)
de soorten kunnen alleen reproduceren op verschillende momenten
ethologische isolatie (verschil in baltsgedrag)
de soorten reageren niet op elkaars voortplantingsgedrag
fysieke isolatie 
het is fysiek onmogelijk voor de soorten om te paren
postzygotisch
hybriden leven niet lang genoeg om vruchtbaar te worden of zijn onvruchtbaar
Sympatrische soortvorming

Slide 28 - Tekstslide

Hybriden
Sommige verwante soorten kunnen wel voortplanten, 
echter zijn er vaak vruchtbaarheidsproblemen bij de nakomelingen



zezel
gaap
leopon
waldijn

Slide 29 - Tekstslide

Polyploïdie
  • Soms gaat de mitose niet goed en waardoor een plant te veel chromosomen krijgt (4n)
  • hierdoor kan deze zich niet meer voortplanten met diploïde planten
  • hierdoor ontstaan er in de populatie 2 groepen
  • dit kan leiden tot twee sympatrische soorten

Slide 30 - Tekstslide

Polyploïdie

Slide 31 - Tekstslide

Zelfstandig werken: opdrachten 
Boek 4B Th4 Bs 5
opdr 67-70 en 72-74

Klaar?
Leer voor de toets





Slide 32 - Tekstslide