Learnbeat: Anatomie fysiologie 2.6 het circulatiestelsel
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Het circulatiestelsel
Learnbeat: Anatomie fysiologie 2.6 het circulatiestelsel
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je benoemt de onderdelen van het circulatiestelsel en de bouw en de ligging van de onderdelen.
Je legt uit wat de functies en de werking van de onderdelen van het circulatiestelsel zijn.
Slide 2 - Tekstslide
Welk begrip komt in je op bij het circulatiestelsel?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Video
Bloedvaten
Slide 5 - Tekstslide
Hoeveel liter bloed hebben wij in ons lichaam?
Slide 6 - Woordweb
Hoevaak slaat je hart normaal gesproken per minuut?
Slide 7 - Woordweb
Slide 8 - Video
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Bloedvoorziening van het hart
Kransslagaders
Kransaders
Slide 11 - Tekstslide
Werking van het hart
Slide 12 - Tekstslide
Het prikkelgeleidingssysteem
Slide 13 - Tekstslide
De grote en de kleine bloedsomloop
Slide 14 - Tekstslide
Mechanismen
Kleppen
Hartpomp
Adempomp
Spierpomp
Slide 15 - Tekstslide
ECG
Slide 16 - Tekstslide
Slagaders vervoeren
A
Zuurstofrijk bloed
B
Zuurstofarm bloed
Slide 17 - Quizvraag
Aders noemen we ook wel
A
Arteriën
B
Venen
Slide 18 - Quizvraag
Wat doen capillairen?
A
Uitwisselen van stoffen tussen bloed en weefsel
B
Bloed opslaan
Slide 19 - Quizvraag
Het septum scheidt:
A
Linkerboezem en linkerkamer
B
Rechterboezem en rechterkamer
C
Linker kamer en rechterkamer
Slide 20 - Quizvraag
Het hartritme wordt geregeld door een prikkelgeleidingssysteem. Waar bevindt zich de sinusknoop?
A
Rechter boezem
B
Linker boezem
C
Rechter kamer
D
Linker kamer
Slide 21 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met de ‘systole’?
A
het samentrekken van de kamers
B
het samentrekken van de boezems
C
de hoogste bloeddrukwaarde
Slide 22 - Quizvraag
Ader
Haarvaten
Slagader
Arterie
Vene
Capillair
Slide 23 - Sleepvraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
De longslagader vervoert bloed van ....1... kamer naar ...2.... Dit bloed is zuurstof...3...
Slide 26 - Open vraag
De longader vervoert bloed van …1...naar…2.. Dit bloed is zuurstof…3...
Slide 27 - Open vraag
Wat heb je tot nu toe geleerd?
Slide 28 - Woordweb
Wat weet je nog van de vorige les?
Slide 29 - Woordweb
Wat is een normale bloeddrukwaarde?
Slide 30 - Woordweb
De bloeddruk
Normaalwaarden: 120/80 mm Hg
De hoogte hangt af van de hoeveelheid en de plaats
Slide 31 - Tekstslide
Observatie van het circulatiestelsel
Slide 32 - Woordweb
Waar meet je de polsslag?
Slide 33 - Woordweb
Hoe meet je de pols bij een zorgvrager met beide armen in het gips?
Slide 34 - Woordweb
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Het septum scheidt:
A
Linkerboezem en linkerkamer
B
Rechterboezem en rechterkamer
C
Linker kamer en rechterkamer
Slide 37 - Quizvraag
Het hartritme wordt geregeld door een prikkelgeleidingssysteem. Waar bevindt zich de sinusknoop?
A
Rechter boezem
B
Linker boezem
C
Rechter kamer
D
Linker kamer
Slide 38 - Quizvraag
In welke bloedvaten vindt de afgifte van voedingsstoffen en zuurstof plaats?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten
Slide 39 - Quizvraag
Hoe komt het dat het bloed uit de benen terug naar het hart kan stromen?
Slide 40 - Woordweb
ECG
Slide 41 - Woordweb
Ader
Haarvaten
Slagader
Arterie
Vene
Capillair
Slide 42 - Sleepvraag
Vervoeren alle slagaders zuurstofrijk bloed?
A
Ja
B
Nee
Slide 43 - Quizvraag
Kamers noem je ook wel
A
Ventrikel
B
Atrium
Slide 44 - Quizvraag
Waarom is de hartspier links dikker dan rechts?
Slide 45 - Woordweb
Welke bloedsomloop voorziet de hersenen van bloed
A
De grote
bloedsomloop
B
De kleine bloedsomloop
Slide 46 - Quizvraag
Bij mensen die ....... mobiel zijn bestaat het risico dat het bloed in een beenader stolt en een trombus vormt.
A
Veel
B
Weinig
Slide 47 - Quizvraag
In welke bloedvaten is de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in slagaders
C
alleen in aders
Slide 48 - Quizvraag
De longslagader vervoert bloed van ....1... kamer naar ...2.... Dit bloed is zuurstof...3...
Slide 49 - Open vraag
De longader vervoert bloed van …1...naar…2.. Dit bloed is zuurstof…3...
Slide 50 - Open vraag
Slide 51 - Woordweb
Wanneer treedt er meer bloedverlies op- bij een slagaderlijke bloeding of bij een aderlijke bloeding?
A
Slagaderlijke bloeding
B
Aderlijke bloeding
Slide 52 - Quizvraag
Paracetamol werkt tegen hoofdpijn, een pijnlijke heup en om de pijn van een flinke snee te verminderen. Hoe ‘weet’ de paracetamol die je inneemt waar hij naar toe moet?