stelopdracht les 1

Schrijven



Schrijf een verhaal waar je ...
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schrijven



Schrijf een verhaal waar je ...

Slide 1 - Tekstslide

Doel: 
    Wij gaan letten op meerdere     
    spellingcategorieën in een zin.
 
  • Wat weet je al?
  • Wat ga je leren?
  • Wat ga je doen?

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al?
  •  Spellingregels
  •  Werkwoordspelling: verleden tijd

Slide 3 - Tekstslide

Welk woord is goed geschreven?
A
kippen
B
kipen

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
bomen
B
boomen

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
schadelijk
B
schaadelijk

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
veraddeming
B
verademing

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
verrassing
B
verassing

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
gummetje
B
gumetje

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
penetje
B
pennetje

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
acent
B
accent

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
kontract
B
contract

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
discotheek
B
discoteek

Slide 13 - Quizvraag

Wat ga je leren?
  •  Een verhaal in de verleden tijd te schrijven, waarbij je let op ALLE geleerde spellingregels

Slide 14 - Tekstslide

Verleden tijd:
Klankveranderend: lopen - liepen
Klankvast: praten - praatten
                     branden - brandden
Bij dezelfde klank maken we gebruik van: 


* Let altijd op enkelvoud en meervoud!
taxi kofschip

Slide 15 - Tekstslide

Klankveranderend
Klankvast
zwemmen
rennen
zingen
fluiten
sporten
werken
winnen
spelen
slapen

Slide 16 - Sleepvraag

Papa ... een ... met het huishouden.

Slide 17 - Open vraag

Mama ... een ... om de Spaanse taal te leren.

Slide 18 - Open vraag

De dokter ... het ... dat de kat ziek was.

Slide 19 - Open vraag

Mijn ... en haar ouders ... in een ... huis.

Slide 20 - Open vraag

Wat ga je doen?
  •  Een verhaal schrijven

Slide 21 - Tekstslide

Je hebt
een verloren stad gevonden...

Slide 22 - Woordweb

De inleiding:
Hoe heb je de stad gevonden?

Slide 23 - Open vraag

De kern:
Waar heb je de stad gevonden?

Slide 24 - Open vraag

De kern:
Wie of wat leefde daar?

Slide 25 - Open vraag

De kern:
Hoe zag de stad eruit?

Slide 26 - Open vraag

De kern:
Welke mysterieuze dingen had je gezien?

Slide 27 - Open vraag

Het slot:
Wat gaat er met de gevonden stad gebeuren?

Slide 28 - Open vraag

Afsluiting:
  • Je hebt geleerd hoe je een verhaal kunt schrijven, waarbij je let op de verleden tijd van woorden en op de juiste spelling van woorden.

Slide 29 - Tekstslide