Les 5: Eiwitsynthese

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Leerdoelen eiwitsynthese
  • Theorie Transcriptie 
  • Splicing
  • Translatie
  • Erfelijke code

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de volgende begrippen en  verbanden ertussen uitleggen: transcriptie, DNA, gen, RNA, RNA-polymerase, mRNA, promotor, splicing
  • Je kan een DNA basesequentie vertalen naar een RNA basensequentie


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

DNA kan niet de cel uit en moet overgeschreven worden naar mRNA (messenger RNA of boodschapper RNA).

Slide 5 - Tekstslide

Startcodon
Een promotor is een basevolgorde van 3 basen waardoor het RNA polymerase weet dat het vanaf deze plek moet starten met overschrijven naar mRNA.  Deze codeert niet voor een aminozuur.
Het startcodon (AUG) codeert altijd voor Methionine (eukaryoten) of een aangepaste vorm van Methionine (prokaryoten) en is het eerste codon wat omgezet wordt in een aminozuur. Hiermee start begint een eiwit altijd. 
stopcodon
Het stopcodon is ook een vaste basevolgorde. 
Voor DNA kan dit zijn:
TAA, TAG of TGA. Onthoudt deze codes!

Slide 6 - Tekstslide

Hoe heet de 3-delige basenvolgorde die er voor zorgt dat RNA-polymerase bindt aan de DNA streng?
A
Promotor
B
Start-codon
C
Stop-codon

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de code voor het startcodon?
A
AAG
B
UCG
C
AUG
D
UAG

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

toelichting
Deze mRNA-streng (messenger RNA --> boodschapper RNA) kan de celkern verlaten en via de kernporiën naar het cytoplasma. 
5'--> 3'
De streng mRNA wordt altijd van 5' --> 3' geschreven, dit omdat de promotor zich aan de 5' kant van het DNA bevindt. 

Slide 10 - Tekstslide

Transcriptie opdracht. Kies de juiste woorden en zet ze op de juiste plek.
Waar?
Matrijs?
Door wat?
Product?
Kern
Cytoplasma
DNA
RNA
Ribosomen
RNA-polymerase
mRNA
Eiwit

Slide 11 - Sleepvraag

Hoe heet de DNA-keten waarop de mRNA streng gebouwd wordt?
A
Coderende streng
B
Matrijsstreng

Slide 12 - Quizvraag

De juiste volgorde van transcriptie is dus eigenlijk:
DNA--> pre-mRNA --> mRNA

Slide 13 - Tekstslide

Functies: Introns en Exons
Exons: 
- coderen voor mRNA

Introns: 
- regulatie genexpressie
- combineren exons voor productie andere eiwitten



Slide 14 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat er bij splicing gebeurt.

Slide 15 - Open vraag

Transcriptie samenvatting
Transcriptie vindt plaats in de kern. DNA wordt door RNA-polymerase gekopieerd naar pre-mRNA en vervolgens 'afgemaakt' tot mRNA d.m.v. splicing.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag (5 uit het boek)
Waarom vindt transcriptie slechts langs één DNA-keten plaats en niet langs beide ketens?

Antwoord
De promotor is gericht op één streng en dus zal RNA-polymerase alleen langs dat deel een kopie maken. 

Slide 17 - Tekstslide

Naast het startcodon (AUG) kennen we 3 stopcodons (UAG, UAA en UGA)

Slide 18 - Tekstslide

(nb. p. 219)

Slide 19 - Tekstslide

Voor welke aminozuurvolgorde codeert deze streng (gebruik de tabel in je boek hierbij):
mRNA 5' AUGCUUCGCAUCUAA 3'

Slide 20 - Open vraag

Wat is de aminozuurvolgorde in dit eiwit?

mRNA '5 UUUCAGAUGAGUGUUUGA 3'

Slide 21 - Open vraag

Samengevat: Van DNA naar eiwit
1. Van een gen op het DNA in de kern wordt een kopie gemaakt in de vorm van mRNA (transcriptie) en naar het cytoplasma getransporteerd. 

2. Onderdelen van de ribosomen worden in de kernlichaampjes gemaakt en ook naar het cytoplasma vervoerd, waar het door (poly)ribosomen in elkaar gezet wordt.

3. De ribosomen lezen het mRNA af. tRNA brengt de aminozuren op de juiste volgorde naar de ribosomen, zodat het eiwit in elkaar gezet kan worden (translatie). Daarna kan het eiwit vrijgegeven worden in het cytoplasma of vervoerd worden naar het RER om zijn functie buiten de cel te beoefenen. 

Slide 22 - Tekstslide