Herhaling

Welk kenmerk van aanlandige wind is juist?
A
In de zomer is aanlandige wind warm.
B
Aanlandige wind waait vanaf het land naar zee.
C
In de winter is aanlandige wind koud.
D
In de winter is aanlandige wind warm.
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Welk kenmerk van aanlandige wind is juist?
A
In de zomer is aanlandige wind warm.
B
Aanlandige wind waait vanaf het land naar zee.
C
In de winter is aanlandige wind koud.
D
In de winter is aanlandige wind warm.

Slide 1 - Quizvraag

Aanlandige wind in Nederland is vooral
A
Westenwind
B
Oostenwind

Slide 2 - Quizvraag

Als je 100 meter omhoog gaat, en het was 10ºC, hoe warm is het nu?
A
10,6ºC
B
16ºC
C
9,4ºC
D
4ºC

Slide 3 - Quizvraag

Welk klimaat heeft Nederland?
A
Toendraklimaat
B
Zeeklimaat
C
Hooggebergte
D
Landklimaat

Slide 4 - Quizvraag

Wat geeft de rode lijn aan in een klimaatgrafiek?
A
De hoeveelheid neerslag in mm.
B
Het aantal graden Celsius.
C
De hoeveelheid neerlag in liter.
D
Het aantal graden in mm.

Slide 5 - Quizvraag

Welk kenmerk van het zeeklimaat is juist?
A
In de zomer komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
B
In de lente komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
C
In de winter komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
D
In de herfst komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de begroeiing in het toendraklimaat?
A
Loofbomen
B
Er groeit helemaal niks.
C
Naaldbomen
D
Lage struikjes, mossen en grassen.

Slide 7 - Quizvraag

Vanaf waar neemt de golfstroom warm water mee naar Europa?
A
Afrika
B
Canada
C
China
D
De golf van Mexico

Slide 8 - Quizvraag

Een klimaat waar het in de winter tussen de -3 en -10 graden is:
A
Landklimaat
B
Zeeklimaat
C
Droogklimaat
D
Middellandse Zeeklimaat

Slide 9 - Quizvraag

Een droogklimaat is altijd warm
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

B1i Vandaag
1. Uitdelen overzicht / Zijn er vragen over de stof?

2. Maken opdrachten + herhaling 6.3 = huiswerk woensdag

3. Klaar met opdrachten? 
Zelf oefenen 6.10
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

B1L vandaag
Laatste week voor de toetsweek 
1. Vragen over de stof
2. Korte samenvatting
3. Spel spelen

Morgen: 
Zelfstandig leren 

Slide 12 - Tekstslide

B1L vandaag
Laatste les voor de toetsweek 
1. Korte samenvatting
2. Zelfstandig leren

Slide 13 - Tekstslide

Temperatuur & Europa
Noord-Europa = kouder als Zuid-Europa door breedteligging:
1. Groter oppervlakte
2. Langere weg door dampkring

Oost-Europa is in de winter kouder & in de zomer warmer dan West-Europa door:
1. Golfstroom
2. Aanlandige wind
3. Opwarmen/Afkoelen zee langzamer

Slide 14 - Tekstslide

B49 Luchtstreken 
De temperatuurzones op aarde noem je luchtstreken.
In Europa alleen: gematigde zone, poolstroken &
subtropen
Tropen
Gematigde zone
Poolstreken
Kenmerk
Altijd warm
Niet te warm, niet te koud
Altijd koud
Grens
Keerkringen
Subtropen
Poolcirkels

Slide 15 - Tekstslide

= Westenwind
= Oostenwind

Slide 16 - Tekstslide

Poolnacht en middernachtzon

Noord-Noorwegen ligt boven de Poolcirkel. Toch in de winter net onder 0 door de Golfstroom.

Op/heel dichtbij de Noordpool -> altijd koud en donker

Slide 17 - Tekstslide

Reliëf & Europa
In Europa alle vier reliëfvormen + plateaus (Vlak gebied boven 500m)

Temperatuurgradiënt = 100 m - 0,6ºC

In Noorwegen, reliëf = klimaatscheiding

Slide 18 - Tekstslide

Reliëf & Europa
1. Welke vier reliëfvormen zijn er in Europa?
2. Wat is een gelede kust?
3. Wat is een schiereiland?
4. Wat is een voorbeeld van een schiereiland?
5. Wat is de temperatuurgradiënt?
6. Wat hebben aanlandige wind, reliëf en temperatuur met elkaar te maken?
7. Wat hebben aanlandige wind, reliëf en neerslag met elkaar te maken? 
8. Wat is het verschil tussen een loefzijde en een lijzijde? 

Let op!
Je moet de volgende plekken kennen:
Bergen
Lillehammer
Trondheim 

Slide 19 - Tekstslide

B58 Stuwingsregens
Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte = stuwingsregen
 
  • Loefzijde: vochtige lucht stijgt op, koelt af, brengt veel neerslag
  • Lijzijde / regenschaduw: lucht daalt, warmt op en het wordt droog
In NL ook, door hoger gelegen gebied als de Veluwe
Welke kant loef/lijzijde is, is afhankelijk van welke kant de wind komt!
Warme lucht = stijgt op + neerslag
Koele lucht = daalt + droog

Slide 20 - Tekstslide

Kust in Europa
Gelede kust: een kust met veel inhammen (Scandinavië)

Schiereiland: Aan drie kanten omringt door water (Spanje + Portugal)

Slide 21 - Tekstslide

7 klimaten
1. Zeeklimaat
2. Middellandse Zeeklimaat
3. Droogklimaat
4. Landklimaat
5. Toendraklimaat
6. Sneeuwklimaat
7. Hooggebergteklimaat

Slide 22 - Tekstslide

B1L vandaag
Laatste les voor de toetsweek 
1. Korte samenvatting
2. Zelfstandig leren

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

B51 Hoogtegordels
Van boven naar onder:
  1. Eeuwige sneeuw
  2. Rotsgordel
  3. Alpenweide:- boomgrens: alleen grassen, kruiden en lage struikjes
  4. Naaldboomgordel:
    - ‘s zomers < 10 ⁰C
  5. Loofboomgordel:
    - ‘s zomers > 10 ⁰C en ‘s winters > -3 ⁰C

Wat gebeurt er met de boomgrens in de tropen in vergelijking met de boomgrens in de alpen?


Slide 25 - Tekstslide

B1L vandaag
Laatste week voor de toetsweek 
1. Vragen over de stof
2. Korte samenvatting
3. Spel spelen

Morgen: 
Zelfstandig leren 

Slide 26 - Tekstslide

B1i vandaag
Laatste les voor de toetsweek 
1. Vragen over de stof
2. Korte samenvatting
3. Spel spelen

Slide 27 - Tekstslide

Temperatuur & Europa
1. Waarom is het warmer in Zuid-Europa als in Noord-Europa? 2 oorzaken
2. Waarom is het warmer in de winter, maar kouder in de zomer in West-Europa als in Oost-Europa?
3. Welke luchtstreek komt niet voor in Europa?
4. Wat hoort bij elkaar? 
Aanlandige wind - aflandige wind - oostenwind - westenwind

Slide 28 - Tekstslide

Reliëf & Europa
5. Welke vier reliëfvormen zijn er in Europa?
6. Wat is een gelede kust?
7. Wat is een schiereiland?
8. Wat is een voorbeeld van een schiereiland?
9. Wat is het temperatuurgradiënt?
10. Wat hebben aanlandige wind, reliëf en temperatuur met elkaar te maken?
11. Wat hebben aanlandige wind, reliëf en neerslag met elkaar te maken? 
12. Wat is het verschil tussen een loefzijde en een lijzijde? 

Slide 29 - Tekstslide

Reliëf & Europa
1. Welke vier reliëfvormen zijn er in Europa?
2. Wat is een gelede kust?
3. Wat is een schiereiland?
4. Wat is een voorbeeld van een schiereiland?
5. Wat is de temperatuurgradiënt?
6. Wat hebben aanlandige wind, reliëf en temperatuur met elkaar te maken?
7. Wat hebben aanlandige wind, reliëf en neerslag met elkaar te maken? 
8. Wat is het verschil tussen een loefzijde en een lijzijde? 

13. Wat is een 
klimaatscheiding? 14. Waarom is het kouder in Lillehamer in Januari als in Trondheim?
15. Waarom valt er veel regen in Bergen?

Slide 30 - Tekstslide

16. Welk 

Slide 31 - Tekstslide