In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Quiz Parlementaire democratie 1
Slide 1 - Tekstslide
Welke zaken van algemeen belang worden in Nederland door de overheid geregeld?
A
Commerciële tv en ziekenzorg.
B
De rente op spaarrekeningen en internetaansluitingen
C
De prijs in de supermarkten en de procedures op Schiphol.
D
Het minimumloon van winkelpersoneel en de veiligheid op straat.
Slide 2 - Quizvraag
Nederland is een democratie want:
A
De trias politica is er voor een deel doorgevoerd.
B
De bevolking neemt de belangrijkste besluiten.
C
De koning heeft volgens de grondwet maar beperkte macht.
D
De bevolking heeft indirect invloed op de politiek.
Slide 3 - Quizvraag
In de Nederlandse parlementaire democratie:
A
Worden belangrijke besluiten genomen door het volk.
B
Zijn de regels voor politieke besluitvorming in de grondwet vastgelegd.
C
Legt de grondwet beperkingen op aan het aantal politieke partijen dat meedoet aan de verkiezingen.
D
Zijn de media verplicht om objectieve informatie te geven over politieke kwesties.
Slide 4 - Quizvraag
Welke begrippen horen bij elkaar?
A
Indirecte democratie en dictatuur.
B
Directe democratie en Tweede kamer
C
Indirecte democratie en parlement.
D
Directe democratie en volksvertegenwoordigers.
Slide 5 - Quizvraag
In de grondwet staat beschreven: Wie er mag stemmen, dat je mag demonstreren, hoe wetten tot stand komen en hoe leden van het parlement worden gekozen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
In een dictatuur: (wat is juist?)
A
Is de macht in handen van één persoon of een kleine groep mensen
B
Worden nooit verkiezingen gehouden
C
Bestaan vooral oppositiepartijen
D
Verbiedt de grondwet censuur.
Slide 7 - Quizvraag
In een ideologische dictatuur worden grondrechten wel gerespecteerd en in een militaire dictatuur niet.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
De overheid legt de burgers plichten op. Dit vindt:
A
wel plaats in een dictatuur, maar niet in een democratie
B
wel plaats in een democratie, maar niet in een dictatuur.
C
Plaats in zowel een dictatuur al een democratie
D
alleen plaats in landen zonder een grondwet
Slide 9 - Quizvraag
Wie hebben in een dictatuur vaak last van beperkingen van grondrechten?
A
Bedrijven en militairen
B
politie en burgers
C
burgers en media
D
media en politieke bestuurders.
Slide 10 - Quizvraag
Burgers hebben de meeste politieke invloed in een:
A
religieuze dictatuur
B
militaire dictatuur
C
directe democratie
D
indirecte democratie
Slide 11 - Quizvraag
censuur wil zeggen dat de overheid de media controleert.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
In veel dictaturen hebben militairen ook politieke macht.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Een vrije pers is een belangrijk uitgangspunt in een democratie.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
In een dictatuur maken oppositiepartijen deel uit van de politieke macht.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Parlementaire democratie 2
quizzzz
Slide 16 - Tekstslide
Op basis van hun ideologie kiezen progressieve partijen voor:
A
Behoud van wat in de samenleving is gerealiseerd.
B
Een terugkeer naar vroegere normen en waarden
C
het politieke midden
D
maatschappelijke veranderingen.
Slide 17 - Quizvraag
politiek behoudende standpunten zijn kenmerkend voor:
A
een middenpartij, zoals D66
B
Een partij met weinig Kamerzetels zoals de CU en SGP
C
Een conservatieve partij zoals het CDA
D
Een partij die streeft naar een kleine overheid, zoals de VVD
Slide 18 - Quizvraag
Welke kenmerken horen bij de PvdA?
A
Progressief en conservatief
B
confessioneel en liberaal
C
behoudend en rechts
D
links en progressief
Slide 19 - Quizvraag
Welke kenmerken horen bij de VVD?
A
Progressief en confessioneel
B
rechts en liberaal
C
behoudend en links
D
links en progressief
Slide 20 - Quizvraag
Welke kenmerken horen bij het CDA?
A
Progressief en confessioneel
B
confessioneel en conservatief
C
behoudend en links
D
rechts en progressief
Slide 21 - Quizvraag
Linkse politieke partijen
A
vinden dat rijke mensen evenveel belasting moeten betalen als arme mensen
B
willen het verschil tussen arm en rijk vergroten
C
vinden dat de overheid moet opkomen voor zwakkeren in de samenleving
D
hechten veel waarde aan het bedrijfsleven
Slide 22 - Quizvraag
Politieke partijen die sociaaleconomisch rechts zijn:
A
Willen een actieve overheid
B
zijn voor bescherming van de zwakkeren in de samenleving
C
vinden dat de overheid de vrijheid van burgers moet beschermen
D
willen de inkomensverschillen verkleinen.
Slide 23 - Quizvraag
Linkse politieke partijen benadrukken dat:
A
mensen gelijke kansen moeten krijgen
B
burgers meer vrijheid moeten krijgen
C
de overheid minder macht moet krijgen
D
dat naastenliefde belangrijker is dan sociaaleconomische verhoudingen.
Slide 24 - Quizvraag
Rechtse politieke partijen benadrukken dat:
A
mensen gelijke kansen moeten krijgen
B
de macht in Nederland eerlijker moet worden verdeeld
C
de overheid een passieve rol moet hebben
D
waarden en normen de vrijheid van mensen in de weg staan.
Slide 25 - Quizvraag
Zijn de volgende standpunten kenmerkend voor het liberalisme? Economische vrijheid is een belangrijke waarde en de overheid beperkt zich tot enkele kerntaken, zoals justitie en onderwijs.
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quizvraag
Het socialisme is sterk verbonden met ondernemers.
A
Juist
B
onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Liberale partijen benadrukken dat
A
Mensen gelijke kansen moeten krijgen
B
burgers meer vrijheid moeten krijgen
C
de overheid een sterke positie moet hebben
D
het rentmeesterschap centraal moet staan.
Slide 28 - Quizvraag
Zijn de volgende standpunten kenmerkend voor de christendemocratie? Er is een grote rol weggelegd voor het maatschappelijke middenveld. De overheid heeft een aanvullende rol in de economie.
A
juist
B
onjuist
Slide 29 - Quizvraag
christendemocraten benadrukken dat:
A
De verzorgingsstaat schadelijk is voor de samenleving.
B
De overheid zo veel mogelijk overlaat aan het maatschappelijk middenveld.
C
De organisatie van de samenleving een taak is van de overheid
D
conservatieve standpunten het rentmeesterschap schaden.
Slide 30 - Quizvraag
Populisme is geen echte ideologie, maar meer een stijl van politiek bedrijven, bijvoorbeeld door zich af te zetten tegen de elite.
A
Juist
B
onjuist
Slide 31 - Quizvraag
Je hebt rechts populisten (zoals Le Pen van Front National), maar geen linkse populisten.
A
juist
B
onjuist
Slide 32 - Quizvraag
Het communisme is ook een stroming binnen het socialisme.
A
Juist
B
onjuist
Slide 33 - Quizvraag
De sociaaldemocraten van nu zijn net als de vroege socialisten uit de 19e eeuw tegen de vrijemarkteconomie