Vraag en consumentensurplus 4 havo

Vandaag
Hoofdstuk 4 Vervoer 4.1 + 4.2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Hoofdstuk 4 Vervoer 4.1 + 4.2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kan een vraagfunctie herkennen.
Je kan uitleggen wanneer de vraaglijn verschuift.
Je kan uitleggen wat consumentensurplus is. 

Slide 2 - Tekstslide

Gevraagde hoeveelheid 
Hoeveel vraag is er bij een bepaalde prijs?

Als de prijs stijgt de gevraagde hoeveelheid neemt af
Als de prijs daalt de gevraagde hoeveelheid neemt toe

Negatief verband tussen prijs en gevraagdehoeveelheid

Slide 3 - Tekstslide

Hoe loopt een vraaglijn in de grafiek?
A
Van linksonder naar rechtsboven
B
Van linksboven naar rechtsonder

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Welke van deze functies is een vraagfunctie en waarom?
A: Q=-2P + 4000
B: Q= 4P - 7000

Slide 6 - Open vraag

Redenen voor de verandering van de vraag.
  • Prijsverandering
  • Aantal consumenten verandert
  • Inkomensverandering
  •  Meer of minder behoefte aan product e
  • Prijsverandering van een concurrerend product
  • Prijsverandering aanvullend product

Slide 7 - Tekstslide

Substitutiegoederen
Substitutie betekent vervangen 
Goederen die elkaar kunnen vervangen

Voorbeelden: 
- Auto en de trein
- aansteker en lucifer
- pen en potlood


Slide 8 - Tekstslide

Wat gebeurt er dus met de vraag naar koffie, als de prijs van thee (het substitutiegoed) stijgt?
A
De vraag daalt
B
De vraag stijgt

Slide 9 - Quizvraag

Complementaire goederen
Complementair betekent compleet maken
Goederen die elkaar aanvullen

voorbeelden:
- Printer en inkt
- e-reader en e-book
- auto en brandstof

Slide 10 - Tekstslide

Wat gebeurt er dus met de vraag naar inkt, als de prijs van printers (het complementaire goed) stijgt?
A
De vraag daalt
B
De vraag stijgt

Slide 11 - Quizvraag

Terug naar de verandering van de vraag
Verandering van de prijs zorgt voor verschuiving LANGS de vraaglijn.

Je komt op een ander punt op die lijn te zitten. 
 

Slide 12 - Tekstslide

Verschuiving VAN de vraaglijn
Bedenk je steeds goed: 
Wat gebeurt er met de vraag als de prijs gelijk blijft? 

Neemt de vraag toe? -> vraaglijn verschuift naar rechts 
(bij dezelfde prijs wordt er meer gevraagd)
Neemt de vraag af? -> vraaglijn verschuift naar links
(bij dezelfde prijs wordt er minder gevraagd) 

Slide 13 - Tekstslide

Verschuiving van de vraaglijn

Slide 14 - Tekstslide

Krantenkop: Run op schaatsen en sleeën:
Nederland maakt zich op voor de kou

Wat gebeurt er in dit geval met de vraaglijn van schaatsen en sleeën?
A
Die verschuift niet
B
Die verschuift naar rechts
C
Die verschuift naar links

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel ben je bereid te betalen voor je favoriete reep Tony's Chocolonely?

Slide 16 - Open vraag

Consumentensurplus
Stel de reep is te koop voor €2,00.
Iedereen die bereid was meer te betalen, heeft een consumentensurplus. 

Het verschil tussen je betalingsbereidheid en de verkoopprijs is het consumentensurplus.
Het is dus het voordeel voor de consument.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag 
Maken: 4.2 + 4.3 + 4.7 + 4.8

Wanneer moet dit af zijn? Voor de volgende les ingeleverd in het inleverbakje op its learning 

De laatste vijf minuten van de les gaan we checken of de stof van deze les is blijven hangen

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen checken

Slide 20 - Tekstslide

Is er hier sprake van een vraagfunctie? Geef aan waarom wel of niet?
Q= -0,7P + 1000

Slide 21 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een situatie waarbij de vraaglijn verschuift en geef aan welke kant deze dan op zou schuiven.

Slide 22 - Open vraag

Leg uit wat het consumentensurplus is.

Slide 23 - Open vraag

Huiswerk
Maken: opdracht 4.2 + 4.3 + 4.7 + 4.8

Voor de volgende les af! 

Slide 24 - Tekstslide