zth 1B herhalingsles cursus taal

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

zth 1B herhalingsles cursus taal

Doelen van deze les

Je weet wat je kunt leren voor de toets

Je hebt de leerstof herhaald

Je hebt geoefend met de leerstof

Je hebt je vragen gesteld en deze zijn beantwoord

Je hebt gelezen in je boek

Leren voor de toets:

Cursus taal

blz. 84 t/m 101

Alle begrippen in de gele blokjes

Gebruik ook de lessen uit LessonUp

Gebruik ook de gele kaartjes die je gemaakt hebt

1. Moedertaal

Moedertaal

Taal waarin je hebt leren spreken vanaf je geboorte.

Vreemde taal

(buitenlandse) Taal die je later leert spreken.

Tweede taal

Taal die je er later bij leert en bijna net zo goed leert spreken als je moedertaal.

Waarom is het belangrijk dat baby's vaak de stem van de moeder horen?

1. omdat ze dan een voorbeeld hebben
2. omdat ze de moedertaal dan sneller leren
3. omdat ze een vreemde taal dan sneller leren.

2. Taal uit de buurt

Streektaal (dialect)

Taal van een bepaalde streek of plaatst, 

die anders is dan de Standaardtaal.

Standaardnederlands

Het Nederlands dat als correct taalgebruik wordt gezien.

Wat is een omschrijving van streektaal?

1. een taak uit de landen om Nederland heen
2. een taal voor doven en slecht horenden
3. een taal uit een bepaalde streek of plaats

3. Taalverandering

Leenwoord

Woord dat afkomstig is uit een andere taal.

Welke twee woorden kunnen geleend zijn uit het Frans?

1. cadeau
2. etalage
3. pasta
4. yoghurt

4. Bouwstenen

Alfabet

De verzameling letters van een taal

Lettergreep

Groepje letters waarin een woord kan worden verdeeld.

Wat is een lettergreep?

1. een groepje letters waarin een woord kan worden verdeeld
2. een lang woord dat uit allemaal stukjes bestaat
3. een letter die op een bepaalde plaats in de zin staat

5. Formeel en informeel

Formele taal

Taal voor serieuze situaties.

Informele taal

Taal die je gebruikt bij mensen die je goed kent.

Formele taal is taal voor ...

1. kinderen op school
2. mensen die je kent
3. serieuze situaties

6. Letterlijk & figuurlijk

Letterlijk taalgebruik

Taal waarmee je precies bedoelt wat er staat.

Figuurlijk taalgebruik

Taal waarmee je iets anders bedoelt dan wat er staat.

welke zin is letterlijk?

1. ik lach als een boer met kiespijn
2. jij maakt van een mug een olifant
3. zij zweet als een otter
4. ik trek mijn jas aan

7. Beeldtaal

Pictogram

Simpel plaatje dat een tekst vervangt.

Emoji

Een plaatje dat je in een appje gebruikt om iets duidelijk te maken.

Wat is geen beeldtaal?

1. het alfabet
2. grottekeningen
3. verkeersborden

8. Dyslexie

Dyslexie

Het niet goed kunnen lezen en schrijven, doordat de informatie niet goed wordt verwerkt in de hersenen.

Welke omschrijving past bij dyslexie?

1. Moeite hebben met goed spreken
2. moeite hebben met zien en horen
3. moeite hebben met lezen en spelling