mavo 2 12 januari herhaling k. 3+4

Willkommen Klasse m2c
Mittwoch, den 12. Januar 2022
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Willkommen Klasse m2c
Mittwoch, den 12. Januar 2022

Slide 1 - Tekstslide

Wiederholung Kapitel 3 und 4
Seite 176-183

woensdag 19 januari: Luistertoets
woensdag 26 januari
methodetoets K. 3+4
Was machen wir heute?

Slide 2 - Tekstslide

In het Nederlands gebruiken we de lidwoorden de, het en een. Welke lidwoorden gebruiken we in het Duits?
A
der, die, das
B
es, er, uns
C
wir, ihr, sie
D
ich, du, es

Slide 3 - Quizvraag

Kuh
Wat is het juiste lidwoord
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quizvraag

Vater
Wat is het juiste lidwoord
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quizvraag

Toilette
Wat is het juiste lidwoord
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quizvraag

Tante
Wat is het juiste lidwoord
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

Adresse
Wat is het juiste lidwoord
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quizvraag

Stunden
Wat is het juiste lidwoord
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

Wie sieht dein Stundenplan aus?
Vertaal

Slide 10 - Open vraag

Wir müssen fünf Tage in der Woche zur Schule.
A
maand
B
week

Slide 11 - Quizvraag

Biologie
Wirtschaft
Sozialkunde
Mathe
biologie
economie
maatschappijleer
wiskunde

Slide 12 - Sleepvraag

welke woorden schrijf je in het Duits met een hoofdletter?
Welke woorden schrijf je met een hoofdletter in het Duits?
A
voorzetsels
B
zelfstandige naamwoorden
C
lidwoorden
D
beleefdheidsvorm

Slide 13 - Quizvraag

Welche Tiere (auf Deutsch)
kennt ihr schon?

Slide 14 - Woordweb

Schwache Verben
  • Füllt die richtige Form des Verbs aus:
  1. Ich ......... (lieben) Fußball.
  2. Wir ............. (hören) gerne Musik.
  3. Er ............. (wohnen) in Hoorn.
  4. ........... (kommen) du morgen zur Party?
  5. Du .............. (heißen) doch Peter? 

Slide 15 - Tekstslide

De vervoeging
(Fe)esttenten 
(stam eindigt op een d/t of m/n)
arbeiten=werken
ich arbeit + e
du arbeit + est
er/sie/es arbeit + et
wir arbeit + en
ihr arbeit + et
sie/Sie arbeit + en

Slide 16 - Tekstslide

Wie_____du?(heißen)

Slide 17 - Open vraag

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 18 - Open vraag


Lernen Kapitel 3 und 4
Lernliste Seite 96, 97, 132+133


Hausaufgaben

Slide 19 - Tekstslide