In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Taalverzorging. Les 1: Voegwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Overzicht module 'taalverzorging'
Leerdoelen
Uitleg samengestelde zinnen
Bewegen
Uitleg voegwoorden
Oefenen met voegwoorden
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Taalverzorging
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik kan bij samengestelde zinnen noteren welk woord het voegwoord is.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat zijn voegwoorden?
Slide 6 - Open vraag
Voegwoorden
Verbinden twee woorden(groepen) met elkaar
Verbinden twee zinnen met elkaar
Voorbeelden - 1: "Ik hou van roze en geel." - 2: "Ik hoop dat je dit snapt, want het is een belangrijk onderdeel - 3: "Omdat dit zo'n belangrijk onderwerp is, moet je goed meedoen."
Nevenschikkend: verbinden twee hoofdzinnen of woord(groepen)
Onderschikkend: verbinden een hoofdzin en bijzin met elkaar
Slide 7 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een samengestelde zin.
Slide 8 - Open vraag
Samengestelde zinnen
Nevenschikking: hoofdzin + hoofdzin
Onderschikking: hoofdzin + bijzin
Hoofdzin: een zelfstandige zin Voorbeeld hoofdzin: "Nederlands is mijn lievelingsvak."
Bijzin: een zin die niet kan bestaan zonder hoofdzin Voorbeeld bijzin: "... omdat de docent geweldig is"
Voorbeeld hoofdzin + hoofdzin: "Nederlands is mijn lievelingsvak en wiskunde vind ik stom."
Slide 9 - Tekstslide
Wat is de structuur? "Ik ontbijt het liefst met havermout en anders eet ik graag een boterham."
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
alleen een hoofdzin
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de structuur? "Doordat ik zo gezond ontbijt, mag ik van mijzelf wat lekkers bij de lunch."
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
alleen een hoofdzin
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de structuur? "Morgen ga ik bijvoorbeeld een broodje kroket eten bij de lunch."
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
alleen een hoofdzin
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Welk woord is het voegwoord? "Ik hou van fietsen, maar ik heb er een hekel aan als het regent."
Slide 14 - Open vraag
Welk woord is het voegwoord? "Hou je van de zomer of ben je meer fan van de winter?"
Slide 15 - Open vraag
Welk woord is het voegwoord? "Ik vroeg je of je van de lente houdt."
Slide 16 - Open vraag
Welk woord is het voegwoord? "Ik heb altijd het gevoel gehad dat h3d de leukste klas is van de school."
Slide 17 - Open vraag
Welk woord is het voegwoord? "Hoewel het slecht weer is, ben ik met de fiets gekomen."
Slide 18 - Open vraag
Zelfstandig werken
Wat? - Oefenen met voegwoorden
Hoe? - Zelfstandig, op Learnbeat -> 2.2A, deel 2
Vragen? - Fluisteren met je groepje of je vinger opsteken
Klaar? - Alvast beginnen aan telwoorden (2.2A, deel 1)