Welke vragen waren "lastig"? We bespreken vraag 2, 7 en 8 even klassikaal.
Problemen met de andere vragen?
Dan help ik je individueel tijdens het maken van de opdrachten.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je nog/al?
10 vragen over de vorige lessen.
Met timer - 30 à 45 seconden
Slide 4 - Tekstslide
Welk onderdeel van het oog heeft zintuigcellen?
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Oranje vlek
D
Kleine vlek
Slide 5 - Quizvraag
Welke opmerking over impulsen is juist?
A
Impulsen laten zintuigen reageren.
B
Impulsen bevatten informatie over de situatie buiten het lichaam.
C
Impulsen kunnen ontstaan in zintuigen.
D
Impulsen gaan altijd naar spieren toe.
Slide 6 - Quizvraag
Welke uitspraken zijn waar? 1) In je vingertoppen zitten meer tastzintuigjes dan in de palm van je hand 2) Als je je vinger in koud water stopt, dan werken zowel de warmtezintuigen en koudezintuigen
A
Beide onjuist.
B
1 is juist
C
2 is juist
D
Beide juist
Slide 7 - Quizvraag
Geluid komt je oor binnen. In welk rijtje staan de onderdelen die het geluid tegenkomt in de juiste volgorde?
In de zintuigcellen worden impulsen gemaakt. Waar gaan deze impulsen als eerste heen?
A
Hersenen
B
Zenuwen
C
Spieren
D
Zintuigen
Slide 32 - Quizvraag
Waaruit bestaat het zenuwstelsel?
A
Centrale zenuwstelsel en ruggenmerg
B
Centrale zenuwstelsel en zenuwen
C
Zenuwen en ruggenmerg
D
Hersenen en ruggenmerg
Slide 33 - Quizvraag
Wat is een prikkel?
A
Een orgaan reageert op invloed uit de omgeving
B
Electrische signalen die naar je hersens gaan
C
Een invloed uit je omgeving
D
Een cel die impulsen opvangt
Slide 34 - Quizvraag
Leerdoelen
5.4.8 Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
5.4.9 Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
5.4.10 Je kunt een reflexboog beschrijven.
Slide 35 - Tekstslide
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit...
Slide 36 - Open vraag
Welk begrip moet er bij nr 1 worden ingevuld?
Slide 37 - Open vraag
Welk begrip moet er bij nr 3 worden ingevuld?
Slide 38 - Open vraag
Twee leerlingen doen uitspraak over schade aan delen van het zintuigenstelsel en het zenuwstelsel. Roya zegt: 'Door schade aan een zintuig kunnen door dit zintuig geen impulsen meer worden voortgeleid.' Emily zegt: 'Door schade aan een zenuw kan verlamming van bepaalde lichaamsdelen ontstaan.' Wie van de leerlingen heeft gelijk?
A
Alleen Emily heeft gelijk
B
Alleen Roya heeft gelijk
C
Beide leerlingen hebben gelijk
D
Geen van beide leerlingen heeft gelijk
Slide 39 - Quizvraag
Welke zenuwcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen
Slide 40 - Quizvraag
Welke zenuwcellen hebben één lange uitloper die impulsen naar het cellichaam toe geleidt?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen
Slide 41 - Quizvraag
Een gorillamannetje ligt te luieren, terwijl een gorillavrouwtje op zijn teen gaat staan. Het mannetje wordt boos en gaat borstroffelen.
Welk type zenuwcellen geleiden impulsen naar het ruggenmerg van het mannetje zodra het gorillavrouwtje op zijn teen gaat staan?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen
Slide 42 - Quizvraag
De afbeelding geeft een lengtedoorsnede van een sprinkhaan weer. In de afbeelding is onder andere een deel van het zenuwstelsel getekend. Een sprinkhaan kan reageren op prikkels uit de omgeving. Wanneer hij bijvoorbeeld beweging voelt, kan hij wegspringen.
Uit welke delen zal het zenuwstelsel van een sprinkhaan in elk geval bestaan?
A
alleen uit hersenen
B
hersenen, zenuwen en zintuigen
C
alleen uit zenuwen en zintuigen
D
hersenen, ruggenmerg, zintuigen en zenuwen
Slide 43 - Quizvraag
Welk type zenuwcel bevind zich bij nummer 2?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen
D
alle drie de typen zenuwcellen
Slide 44 - Quizvraag
Je beweegt bewust je voet.
In welke volgorde worden impulsen hierbij door de verschillende delen van het zenuwstelsel voortgeleid?
1
2
3
4
hersenstam
zenuwen
ruggenmerg
grote hersenen
Slide 45 - Sleepvraag
Wat
Aan de slag met § 5.4
Online maken opdr 1 tm 7, opdr 4 in je boek.
Hoe
Lees de tekst van basisstof 4 door.
Maak daarna de vragen.
Hulp
1) (online) boek 2) klasgenoot 3) docent
Tijd
Tot 5 minuten voor einde van de les. Niet af? Huiswerk!
Uitkomst
Alle opdrachten van § 5.4 zijn gemaakt. Fouten heb je verbeterd (vraag je docent). Je hebt de leerdoelen bereikt.
Klaar
Als je klaar bent met de opdrachten, ga je § 5.2 en § 5.3 leren.
Slide 46 - Tekstslide
Exit ticket
Slide 47 - Tekstslide
Schrijf in 5 tot 10 woorden op wat er dese les is behandeld.