§ 5.4 het zenuwstelsel

§ 5.4 ZENUWSTELSEL
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§ 5.4 ZENUWSTELSEL

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Terugblik vorige les.   
Uitleg nieuwe leerdoelen.   
Opdrachten maken.   
Afsluiten; wat heb je deze les geleerd? 

Slide 2 - Tekstslide

Welke vragen waren lastig?
Basisstof 3 Het oor en het oog  Huiswerk gemaakt? 

Welke vragen waren "lastig"?  We bespreken vraag 2, 7 en 8 even klassikaal.

Problemen met de andere vragen? 
Dan help ik je individueel tijdens het maken van de opdrachten.



Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog/al?
10 vragen over de vorige lessen.
Met timer - 30 à 45 seconden 

Slide 4 - Tekstslide

Welk onderdeel van het oog heeft zintuigcellen?
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Oranje vlek
D
Kleine vlek

Slide 5 - Quizvraag

Welke opmerking over impulsen is juist?
A
Impulsen laten zintuigen reageren.
B
Impulsen bevatten informatie over de situatie buiten het lichaam.
C
Impulsen kunnen ontstaan in zintuigen.
D
Impulsen gaan altijd naar spieren toe.

Slide 6 - Quizvraag

Welke uitspraken zijn waar?
1) In je vingertoppen zitten meer tastzintuigjes dan in de palm van je hand
2) Als je je vinger in koud water stopt, dan werken zowel de warmtezintuigen en koudezintuigen
A
Beide onjuist.
B
1 is juist
C
2 is juist
D
Beide juist

Slide 7 - Quizvraag


Geluid komt je oor binnen. In welk rijtje staan de onderdelen die het geluid tegenkomt in de juiste volgorde?
A
Gehoorgang - trommelvlies - slakkenhuis - gehoorbeentjes.
B
Gehoorgang - trommelvlies - gehoorbeentjes - slakkenhuis.
C
Gehoorgang - gehoorbeentjes - trommelvlies - slakkenhuis.
D
Gehoorgang - gehoorbeentjes - slakkenhuis - trommelvlies.

Slide 8 - Quizvraag

Als de iris van het oog groter wordt, wat verandert er dan aan de ooglens?
A
die wordt kleiner
B
die wordt groter
C
die wordt aangepast
D
die blijft onveranderd

Slide 9 - Quizvraag

Sleep de juiste onderdelen naar het juiste nummer.
9
3
12
Gele vlek
Hoornvlies
Oogspier

Slide 10 - Sleepvraag

Wat is de taak van de zenuwen?
A
impulsen aanmaken
B
impulsen doorgeven aan de hersenen
C
ze verbinden het centrale zenuwstelsel met de rest van lichaam
D
ze produceren bepaalde stoffen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet onderdeel 1?
A
Hoornvlies
B
Iris
C
Pupil
D
Lens

Slide 12 - Quizvraag

Hoe heet onderdeel 7?
A
Harde oogvlies
B
Netvlies
C
Vaatvlies
D
Hoornvlies

Slide 13 - Quizvraag

Met welk nummer wordt de gele vlek weergegeven?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 14 - Quizvraag

Leerdoelen basisstof 5.4
5.4.8 Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
5.4.9 Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
5.4.10 Je kunt een reflexboog beschrijven.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

5.4.8 Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de ruggenmerg en de hersenen. 
Zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen


Slide 17 - Tekstslide

Het ruggenmerg

Zenuwen zijn verbonden met het ruggenmerg. 

Het ruggenmerg begint bij de hersenen en eindigt in de lendenwervels.

Slide 18 - Tekstslide

De hersenen

Slide 19 - Tekstslide

Functies zenuwstelsel
Verwerken van impulsen
Regelen van de werking spieren en klieren

Klier = een orgaan dat bepaalde stoffen produceert, bijvoorbeeld zweetklieren. 

Slide 20 - Tekstslide

De werking van het zenuwstelsel

Slide 21 - Tekstslide

5.4.9 Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
Het zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen.

  • Een zenuwcel bestaat uit een cellichaam en uitlopers

Slide 22 - Tekstslide

-Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
Zenuwcellen
  • Cellichaam: celkern, ligt in of vlakbij CZ
  • Uitlopers geleiden impulsen van of naar cellichaam
  • Uitlopers kunnen heel lang zijn!

Slide 23 - Tekstslide

-Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
Zenuwen
Uitlopers liggen samen in een zenuw met een dun laagje tussen de uitlopers (isolatie)

Om de uitlopers nog een stevige laag voor de bescherming.
Denk maar aan een telefoondraad.


Slide 24 - Tekstslide

-Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
Zenuwen
  • Delen van hoofd en hals zijn direct verbonden met de hersenen.
  • Romp en ledematen zijn door zenuwen in het ruggenmerg verbonden met de hersenen.
  • Ruggenmerg is omgeven door wervels.

Ruggenmerg en hersenen horen bij het centrale zenuwstelsel.

Slide 25 - Tekstslide

-Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
De weg die impulsen afleggen
  • Zenuwen kunnen wel een meter lang zijn.
  • Impulsen worden heel snel voort geleid.

Slide 26 - Tekstslide

5.4.10 Je kunt een reflexboog beschrijven.
Reflexboog:
  • De weg die impulsen afleggen bij een reflex

Bewuste reactie:
  • Impuls gaat eerst naar je hersenen, je wordt je bewust en je reageert.


Slide 27 - Tekstslide

Reflex (en reflexboog)
Reflexboog


  • zintuigcel
  • gevoelszenuwcel

Slide 28 - Tekstslide

timer
10:00
Leerdoelen:
-Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
Kun je bereiken door:
-Te lezen / bestuderen de tekst van basisstof 4
-Te maken: B4 opdracht 1 t/m 9
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.   
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
Na afloop nog een paar (3) vragen via lessonup.  Denk om de aanwezigheid controle.
Zorg dat je om
 10.15 uur 
klaar zit met de lessonup open.

Slide 29 - Tekstslide

Afsluiting.
Wat nog niet af is van de studiewijzer van deze week is huiswerk voor de 1e les van volgende lesweek. (Donderdag)
(Denk om het extra punt bij de toets) 

Extra uitleg nodig?   Gebruik dan de volgende links en/of kijk de lessonup nog een keer.

Slide 30 - Tekstslide

In de zintuigcellen worden impulsen gemaakt. Waar gaan deze impulsen als eerste heen?
A
Hersenen
B
Zenuwen
C
Spieren
D
Zintuigen

Slide 32 - Quizvraag

Waaruit bestaat het zenuwstelsel?
A
Centrale zenuwstelsel en ruggenmerg
B
Centrale zenuwstelsel en zenuwen
C
Zenuwen en ruggenmerg
D
Hersenen en ruggenmerg

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een prikkel?
A
Een orgaan reageert op invloed uit de omgeving
B
Electrische signalen die naar je hersens gaan
C
Een invloed uit je omgeving
D
Een cel die impulsen opvangt

Slide 34 - Quizvraag

Leerdoelen
5.4.8 Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
5.4.9 Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
5.4.10 Je kunt een reflexboog beschrijven.

Slide 35 - Tekstslide

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit...

Slide 36 - Open vraag

Welk begrip moet er bij nr 1
worden ingevuld?

Slide 37 - Open vraag

Welk begrip moet er bij nr 3
worden ingevuld?

Slide 38 - Open vraag

Twee leerlingen doen uitspraak over schade aan delen van het zintuigenstelsel en het zenuwstelsel.
Roya zegt: 'Door schade aan een zintuig kunnen door dit zintuig geen impulsen meer worden voortgeleid.'
Emily zegt: 'Door schade aan een zenuw kan verlamming van bepaalde lichaamsdelen ontstaan.' Wie van de leerlingen heeft gelijk?
A
Alleen Emily heeft gelijk
B
Alleen Roya heeft gelijk
C
Beide leerlingen hebben gelijk
D
Geen van beide leerlingen heeft gelijk

Slide 39 - Quizvraag

Welke zenuwcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen

Slide 40 - Quizvraag

Welke zenuwcellen hebben één lange uitloper die impulsen naar het cellichaam toe geleidt?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen

Slide 41 - Quizvraag

Een gorillamannetje ligt te luieren, terwijl een gorillavrouwtje op zijn teen gaat staan. Het mannetje wordt boos en gaat borstroffelen.

Welk type zenuwcellen geleiden impulsen naar het ruggenmerg van het mannetje zodra het gorillavrouwtje op zijn teen gaat staan?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen

Slide 42 - Quizvraag

De afbeelding geeft een lengtedoorsnede van een sprinkhaan weer. In de afbeelding is onder andere een deel van het zenuwstelsel getekend.
Een sprinkhaan kan reageren op prikkels uit de omgeving. Wanneer hij bijvoorbeeld beweging voelt, kan hij wegspringen.

Uit welke delen zal het zenuwstelsel van een sprinkhaan in elk geval bestaan?
A
alleen uit hersenen
B
hersenen, zenuwen en zintuigen
C
alleen uit zenuwen en zintuigen
D
hersenen, ruggenmerg, zintuigen en zenuwen

Slide 43 - Quizvraag

Welk type zenuwcel bevind zich bij nummer 2?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
schakelcellen
D
alle drie de typen zenuwcellen

Slide 44 - Quizvraag

Je beweegt bewust je voet.

In welke volgorde worden impulsen hierbij door de verschillende delen van het zenuwstelsel voortgeleid? 
1
2
3
4
hersenstam
zenuwen
ruggenmerg
grote hersenen

Slide 45 - Sleepvraag

Wat
Aan de slag met § 5.4
Online maken opdr 1 tm 7, opdr 4 in je boek. 

Hoe
Lees de tekst van basisstof 4 door.
Maak daarna de vragen.
Hulp
1) (online) boek  2) klasgenoot   3) docent

Tijd
Tot 5 minuten voor einde van de les. Niet af? Huiswerk!
Uitkomst
Alle opdrachten van § 5.4 zijn gemaakt. Fouten heb je verbeterd (vraag je docent). Je hebt de leerdoelen bereikt.
Klaar
Als je klaar bent met de opdrachten, ga je § 5.2 en § 5.3 leren. 

Slide 46 - Tekstslide

Exit ticket

Slide 47 - Tekstslide

Schrijf in 5 tot 10 woorden op wat er dese les is behandeld.

Slide 48 - Open vraag