H3 - Week 6 - les 3 - Opdracht schrijven

Welkom!
Nederlands 
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands 
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom
- Voorbereiden - bronnen zoeken en opslaan 

Doel:
- Je maakt onderscheid tussen een standpunt en een argument (3F)
- Je maakt onderscheid tussen waarderende en feitelijke argumenten (4F)
- Je kunt een argumentatieschema weergeven in een blokjesschema (4F)
- Je bedenkt een onderwerp en een onderzoeksvraag
- Je gebruikt bronnen op een juiste manier
Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht komende twee weken:

Slide 3 - Tekstslide

Een werkstuk maken bestaat uit verschillende stappen: 

Voorbereiden
Stap 1: Kies een onderwerp dat je interesseert.
Stap 2: Formuleer een hoofdvraag, een open vraag. Met deze vraag kies je de richting van je onderzoek; hiermee begrens je tegelijkertijd je onderzoeksgebied.
Stap 3: Leid uit de hoofdvraag deelvragen af; de antwoorden op die deelvragen moeten samen de hoofdvraag beantwoorden.
Stap 4: Zet de deelvragen in een logische volgorde.
Stap 5: Zoek documentatie: bronnen die antwoord geven op de deelvragen.
Doe dat volgens deze aanwijzingen .




Opdracht komende twee weken:

Als je bijvoorbeeld een werkstuk over smaak schrijft, kun je als hoofdvraag stellen: 
Waardoor wordt je smaak bepaald? Uit die hoofdvraag leid je deelvragen af die je in een logische volgorde zet, bijvoorbeeld: Wat is smaak? Waarbij speelt smaak een rol? Wie hebben invloed op je smaak? Welke andere factoren hebben invloed op je smaak?

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag: Bronnen
Je gebruikt mininaal drie bronnen voor je werkstuk
Wat is een bron: een plek waar je informatie vindt.
- website met informatie,
- bericht uit het nieuws (krant, nu.nl, journaal),
- tijdschrift (privé is niet heel betrouwbaar, maar de quest bijv. wel),
- documentaire die je op tv gezien hebt/online gevonden,
- geschiedenisboek (of boek van ander vak),
- Film (hou er rekening mee dat dit vaak geromantiseerd is),
- Een expert die je kent.

Slide 5 - Tekstslide

Vandaag: Bronnen
Betrouwbaarheid:
- Wie is de auteur? (kennis van zaken of klok/klepel of 'ik hep het op feesboek gelesen')
- Welke belangen heeft de auteur? (wij van wc-eend, adviseren wc-eend)
- Hoe oud is de informatie?
- Waar heb je het gevonden?
- Hoe uniek is de informatie? (als je het helemaal nergens anders kunt vinden, vaak minder betrouwbaar)

Slide 6 - Tekstslide

Gebruik van bronnen vs. plagiaat.







Vandaag: Bronnen
Wat is plagiaat?
- Letterlijk tekst van internet kopieren en niet noemen waar je het vandaan hebt. Ook de opmaak/het lettertype/ woordgebruik niet veranderen. 
Wat is goed gebruik maken van bronnen?
-  Je gebruikt informatie om antwoord te geven op jouw deelvraag en je noemt waar je die informatie vandaan hebt. Je zet het de informatie in je eigen woorden. 

Slide 7 - Tekstslide

Gebruik van bronnen vs. plagiaat.







Vandaag: Bronnen
Hoe moet je omgaan met spreekangst?

Om van je spreekangst af te komen zijn er verschillende dingen die kunnen helpen. Maar niet alles is effectief, zo noemen twee docenten van de TU Delft dat de meeste apps die zouden helpen, dat helemaal niet doen. In een artikel in Onze Taal noemen ze dat het per persoon verschillend is hoe je het beste met spreekangst om kan gaan. 'De een moet het vaker doen, terwijl bij anderen er zelfs sprake van een trauma kan zijn',  zo zegt Sjaak Baars. 

Slide 8 - Tekstslide

Ga op zoek naar bruikbare informatie. 

Zet wat je gevonden hebt in je wordbestand (korte samenvatting) en zet ook je vindplaats erbij (link of de naam van het boek + auteur).

Als je gaat schrijven kun je zo heel makkelijk vinden wat je waar vandaan kunt halen.

Kies een paar echt goede bronnen, in plaats van heel veel redelijke bronnen.

Zoek bronnen voor bij jouw hoofdvraag (en deelvragen)
timer
20:00

Slide 9 - Tekstslide

Wat: schrijfopdracht - Stap 1, 2, 3, 4 en 5:  vul je onderwerp en hoofdvraag in in het schema (spreadsheet H3E en spreadsheet TH3A), formuleer ten minste twee deelvragen en zet ze in een logische volgorde. 

Zoek je informatiebronnen bij elkaar en zet ze in je document

Wanneer: je hebt je bronnen voor maandag in je bestand staan, zodat je maandag kunt gaan schrijven. 
Hoe: Maak een wordbestand aan waar je je hele werkstuk in gaat maken. Zet hier al je werk (hoofdvragen, deelvragen, bronnen) in en SLA HET GOED OP!

Blijf wel in de meet, maar je geluid en je camera mogen uit. De docent blijft aanwezig om vragen te stellen. 
Aan de slag:

Slide 10 - Tekstslide

Schrijven
Stap 6: Verwerk het antwoord op elke deelvraag tot een apart hoofdstuk. Geef elk hoofdstuk een titel.
Stap 7: Schrijf een inleiding. Beargumenteer daarin de keuze voor het onderwerp, stel de hoofdvraag en de deelvragen.
Stap 8: Schrijf het slot. Geef daarin antwoord op de hoofdvraag. Dat is vaak een conclusie. Je kunt ook een aanbeveling doen of je eigen mening geven.
Stap 9: Voeg illustraties en de bronvermelding toe. Vermeld de bronnen volgens de aanwijzingen uit de theorie.
Stap 10: Geef je werkstuk een titel.





Opdracht volgende week:
Als je klaar bent met schrijven, controleer je de hele tekst op duidelijkheid, samenhang, formulering en spel- en typefouten.

Slide 11 - Tekstslide