samengestelde zinnen

Lezen
timer
10:00
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Een zin die bestaat uit meerdere persoonsvormen noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen.

In een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar. Er kan geen ander zinsdeel tussen staan.


Slide 2 - Tekstslide

Hoe herken je hoofd- en bijzin?
Probeer tussen het onderwerp en de persoonsvorm het woord 'niet' of 'gisteren' te plaatsen. Als dit kan, dan is het een bijzin. Kan dit niet, dan is het een hoofdzin.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Nevenschikking
- 2 hoofdzinnen
- Elke zin is even belangrijk

vb:
Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

Slide 5 - Tekstslide

Nevenschikking (hoofdzinnen)
Een hoofdzin heeft 3 kenmerken:
1. De woordvolgorde is hetzelfde als een enkelvoudige zin. Onderwerp en pv staan naast elkaar
2. De pv staat op de 1e of 2e plaats in de zin.
3. Nevenschikkend voegwoord: en, maar, want, of


Slide 6 - Tekstslide

Onderschikking
- 1 hoofdzin en 1 bijzin
- De zinnen zijn niet even belangrijk

vb:
Hij zwaait opa en oma uit, omdat ze een grote reis gaan maken.

Slide 7 - Tekstslide

Onderschikking
Een bijzin heeft 3 kenmerken
1. Onderwerp en pv zijn gescheiden of je kunt ze scheiden
2. de pv staat op de laatste of de één na laatste plaats
3. De bijzin is een zinsdeel van de hele zin.

Onderschikkend voegwoord: aangezien, als, dat, doordat, hoewel, nadat, of, omdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat..

Slide 8 - Tekstslide

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin, hoofdzin
B
bijzin, hoofdzin
C
hoofdzin, bijzin
D
bijzin, bijzin

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 10 - Quizvraag

Zodra de wekker af is gegaan, sta ik op.
A
hoofdzin, bijzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
bijzin, hoofdzin

Slide 11 - Quizvraag

Stijn draagt de tas en James loopt met de hond.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, bijzin
D
hoofdzin, hoofdzin

Slide 12 - Quizvraag

Toen ik naar huis ging, regende het ontzettend hard, waardoor ik nat werd.
A
Hoofdzin + hoofdzin + Hoofdzin
B
Hoofdzin + Hoofdzin + Bijzin
C
Bijzin + Hoofdzin + Bijzin
D
Bijzin + Bijzin + Hoofdzin

Slide 13 - Quizvraag

grammaticaboekje
maken blz. 17 opdracht 21

Slide 14 - Tekstslide