Zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord of koppelwerkwoord
Als in een zin met een naamwoordelijk gezegde maar een werkwoord staat, dan is dat een vorm van een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen. Het koppelwerkwoord koppelt een (tijdelijke) eigenschap aan het onderwerp. Als er meer werkwoorden zijn, staat het koppelwerkwoord vaak achter in de zin. De andere werkwoorden zijn dan hulpwerkwoord:
Lasergamen is (kww) [echt spannend]!
Lasergamen kan (hww) [echt spannend] zijn (kww)!
Lasergamen zou (hww) weleens [echt spannend] kunnen (hww) zijn (kww)!
Let op: zodra er meer dan een werkwoord in de zin staat, is de persoonsvorm altijd een hulpwerkwoord.