HV1 ch1 herhaling PW-stof

1V et 1W
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

1V et 1W

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?

- Wat moet je leren voor het PW?
- Stof herhalen?
- Voorbeeldvragen PW
- Tips
- Spel (quizlet / Bingo / anders?)

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je leren voor het PW?
- vocabulaire: A+B+E+F
- phrases clés: c + G
- grammaire: D (lidwoorden) + H (ww avoir)
- getallen 0-20
- leestekst
- luistertoets

Slide 3 - Tekstslide

Tips!
- Bekijk de fouten uit je SO en uit de Oefentoets. Is het duidelijk waarom het fout was? Weet je hoe het wel moet?
- Begin op tijd met leren. Leer vaker een korte tijd, dat levert meer op dan 1 keer heel lang leren. Herhalen is het belangrijkst!
- Gebruik alle hulpmiddelen die er zijn! (Slim Stampen, Quizlet, WRTS, je ouders/verzorgers, etc.)

Slide 4 - Tekstslide

Répéter!!!
prends ton cahier de notes

Slide 5 - Tekstslide

Exercice 1
- Noteer voor jezelf het rijtje van avoir 
- Noteer ook de vertaling erachter


Slide 6 - Tekstslide

Kijk goed na!!!
j'ai = ik heb
tu as = jij hebt
il a = hij heeft
elle a = zij heeft
on a = men heeft/we hebben
nous avons = wij hebben
vous avez = jullie hebben / u heeft
ils ont = zij hebben (mnl)
elles ont = zij hebben (vrl)
avoir = hebben
Let op: Dit ww gebruik je om te vertellen hoe oud je bent, of om te vragen hoe oud iemand anders is.

Slide 7 - Tekstslide

Exercice 2
Schrijf voor jezelf de getallen van 0-20 voluit in het Frans

Slide 8 - Tekstslide

0 = zéro
1 = un
2 = deux
3 = trois
4 = quatre
5 = cinq
6 = six
7 = sept
8 = huit
9 = neuf
10 = dix
11 = onze
12 = douze
13= treize
14 = quatorze
15 = quinze
16 = seize
17 = dix-sept
18 = dix-huit
19= dix-neuf
20 = vingt

Slide 9 - Tekstslide

exercice 3
Noteer de volgende zelfstandig nw in het meervoud:
  • le garçon
  • l'ordinateur
  • une copine
  • la piscine
  • une école
  • un ami

Slide 10 - Tekstslide

les réponses
le garçon  = les garçons
l'ordinateur = les ordinateurs
une copine = des copines
la piscine = les piscines
une école = des écoles
un ami = des amis

Slide 11 - Tekstslide

Répéter?
Is er iets wat je nog graag zou willen herhalen?

Slide 12 - Tekstslide

Een aantal voorbeeldvragen
- 20 sec per vraag
- Bonne chance!!

Slide 13 - Tekstslide

Vocabulaire:
Jij praat Frans?
A
Elle parle français
B
Tu parles français?
C
Elle achete une glace
D
Il regarde la télé

Slide 14 - Quizvraag

Grammaire:

Wij hebben
A
Nous avons
B
Vous avez
C
Il a
D
Tu as

Slide 15 - Quizvraag

Grammaire:
Zet 'un frère' in het meervoud
A
les frère
B
les frères
C
des frère
D
des frères

Slide 16 - Quizvraag

Phrases clés
Geef antwoord:
Tu t'appelles comment?
A
Je m'apele ...
B
Je m'appele ...
C
Je m'appelle ...
D
J'mappelle ...

Slide 17 - Quizvraag

getallen:

schrijf voluit: 15
A
seize
B
qiunze
C
cinq
D
quinze

Slide 18 - Quizvraag

Bingo / Quizlet?

Slide 19 - Tekstslide