3.06 Schrijfvaardigheid betoog schrijven

Schrijfvaardigheid 
5 havo
Aan het einde van de les:
- Weet je hoe de opbouw van een betoog in elkaar zit.
- Weet je welke schrijfopdracht je gaat maken.
- Weet je hoe jij jouw schrijfplan maakt.

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid 
5 havo
Aan het einde van de les:
- Weet je hoe de opbouw van een betoog in elkaar zit.
- Weet je welke schrijfopdracht je gaat maken.
- Weet je hoe jij jouw schrijfplan maakt.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning deze les
  • Stillezen
  • Theorie betoog (herhaling/nieuwe theorie)
  • Schrijfplan maken
  • Werken aan schrijfopdracht (meerdere lessen)
  • Feedback docent (laatste half uur les)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het schrijven van een tekst

Welke soorten teksten ken ik eigenlijk?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

informeren
amuseren
activeren
opiniëren
overtuigen
Recept
Beschouwing

Roman
Reclame
Betoog

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een betoog en een beschouwing?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het betoog: theorie

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een betoog is een tekst waarin de schrijver probeert de lezer te overtuigen van zijn of haar standpunt.

Het standpunt (datgene wat de schrijver vindt van iets) wordt onderbouwd met argumenten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten argumenten


Feitelijke argumenten; het is een feit, het is gewoon zo.


Waarderende argumenten; jij vindt dit persoonlijk, een ander kan iets anders vinden.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie betoog
  • Overtuigen: de lezer overtuigen van jouw standpunt.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie betoog
  • Je noemt argumenten die jouw mening verdedigen;

  • Je gebruikt ook tegenargumenten;

  • Je hebt minimaal een weerlegging.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekststructuur
Bij een betoog gebruik je de volgende tekststructuur:
  • argumentenstructuur

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duidelijkheid
  • Licht alles toe met duidelijke voorbeelden

  • Gebruik feiten en cijfers

  • Gebruik bronnen en vermeld die

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van een betoog

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding
  • Introduceer je onderwerp
  • Aandachtstrekker
  • Geen argumenten in je inleiding
  • Eindig met een duidelijke stelling (=geen vraag!)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een pakkende inleiding

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Middenstuk
  • Gebruik goede kernzinnen (argument = kernzin)

  • Gebruik voldoende signaalwoorden


  • Minimaal 2 argumenten vóór
  • Tegenargument + weerlegging

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slot
  • Terugkomen op je stelling
  • Conclusie
  • geen nieuwe informatie geven

  • Een goede uitsmijter
    te geven (passend bij aandachtstrekker)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Maak een schrijfplan.
  • Gebruik voor elk argument een aparte alinea.
  • Herhaal je standpunt in het slot.
  • Gebruik signaalwoorden voor opsomming, tegenstelling en conclusie.
  • Plaats in je betoog drie witregels: één na de inleiding, één tussen het tekstdeel met argumenten en het tekstdeel met tegenargumenten en één voor het slot.
Een paar regeltjes

Slide 20 - Tekstslide

Schema uitwerken op bord

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt: Ik vind dat de schooldagen in Nederland maximaal
6 uur moeten duren.
Argument: Want in andere landen met kortere schooldagen zijn de prestaties van leerlingen veel beter.
Tegenargument: Maar dan is er volgens sommige experts niet genoeg tijd per week voor alle schoolvakken.
Weerlegging: Daar staat tegenover dat concentratieniveaus steeds verder dalen, kortere schooldagen komt dat ten goede.
Een voorbeeld

Slide 22 - Tekstslide

Schema uitwerken op bord
Aan de slag...
  • Kies een van deze onderwerpen:



  • Jij kiest een opdracht (A,B,C of D) om te maken.
  • Maak je schrijfplan + schrijfopdracht.
  • Jij werkt in je schrijfdossier.naam
  1. Digitalisering van het onderwijs.
  2. Natuur en recreatie.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback schrijfopdracht
Wil jij feedback van jouw docent?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijfopdracht
Maandag a.s. inleveren schrijfdossier (teams/opdracht).
Woordenschat opdrachten af (volgens studiewijzer)?

Schrijfplan en inleiding zijn klaar.
Donderdag a.s. laatste les om te werken aan schrijfopdracht!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2 mondelinge taalvaardigheid
1. Nu je een onderwerp hebt bepaald, ga je een lijstje met deelonderwerpen maken (bepaal ook de volgorde). 
2. Licht kort toe wat je per deelonderwerp wil gaan vertellen. 
3. Zoek verschillende (betrouwbare) artikelen bij deze deelonderwerpen.  
Huiswerk

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2 mondelinge taalvaardigheid
Je verzamelt jouw informatie in een apart Word document:

presentatie.naam

Dit sla je op in jouw OneDrive/ map Nederlands
Huiswerk

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies