Voorzetsels klas 2

Welkom bij Nederlands!
START:
Pak je boek, schrift & pen. Berg je mobieltje op.
"Katten zijn beter dan honden, want je hoeft ze niet drie keer per dag uit te laten."
Wat is hier het argument?

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
START:
Pak je boek, schrift & pen. Berg je mobieltje op.
"Katten zijn beter dan honden, want je hoeft ze niet drie keer per dag uit te laten."
Wat is hier het argument?

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Info
  • Uitleg Woordenschat
  • ZS: H4, Woordenschat
  • ZF: H4, Woordenschat
  • Nakijken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide



Info

Compliment voor vorige week!


Ik ben nog bezig met boektoets en PW ga ik vandaag berekenen.


Nu gaan we verder met Woordenschat van  H4. Lezen nog niet af? Werk dan straks rap verder.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide



Lesdoel

Aan het eind van deze les...

- ...kun je uitleggen wat een vast voorzetsel is.

- ...kun je bij een paar uitdrukkingen het vaste voorzetsel noemen.

Vandaag
  • Info
  • Uitleg 
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn voorzetsels?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vaste voorzetsels
- Sommige werkwoorden kun je voorzien van een vast voorzetsel. Hierdoor verandert de betekenis.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld

Bestaan:

- In november bestaat onze school honderd jaar

- Het boek bestaat uit zes hoofdstukken

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk het vaste voorzetsel

- horen

- kijken

- omgaan

- kiezen

Slide 9 - Tekstslide

Vul het vaste voorzetsel in de volgende zin in: Na afloop........van de les moet ik direct naar huis.
A
met
B
door
C
achter
D
van

Slide 10 - Quizvraag

Welk woordenrijtje bestaat alleen uit voorzetsels?
A
in - uit - naast - de - tijdens
B
voor - achter - pizza - bij - tussen
C
onder - achter - met - tegen - tijdens
D
een - in - tussen - de - van - op

Slide 11 - Quizvraag



Aan de slag!
Vandaag
  • Info

  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting
Je werkt verder aan H4.
Nog niet klaar met Lezen? Maak dat eerst af!

Huiswerk: H4, Woordenschat, opdr.  1 tot en met 5.

Schrijf op welke woorden je moeilijk vindt!

Klaar? Je mag nakijken.

Slide 12 - Tekstslide



ZS
  • Je werkt voor jezelf en in stilte.
  • Je weet wat je moet doen.

H4, Woordenschat.
Klaar? Je mag nakijken.

Huiswerk: Opdracht 1 t/m 5.







Vandaag
  • Info

  • Uitleg
  • ZS
  • ZF
  • Afsluiting

Slide 13 - Tekstslide



ZF
    • Je werkt voor jezelf en in stilte.
    • Je weet wat je moet doen.


H4, Woordenschat.

Klaar? Je mag nakijken.


Huiswerk: Opdracht 1 t/m 5.








    • Vandaag
      • Info

      • Uitleg
      • ZS
      • ZF
      • Afsluiting

      Slide 14 - Tekstslide



      Lesdoel

      Aan het eind van deze les...

      - ...kun je uitleggen wat een vast voorzetsel is.

      - ...kun je bij een paar uitdrukkingen het vaste voorzetsel noemen.

      Vandaag
      • Info
      • Uitleg 
      • ZS
      • ZF
      • Afsluiting

      Slide 15 - Tekstslide

      Welk vast voorzetsel hoort bij het werkwoord: bestaan?
      A
      met
      B
      in
      C
      uit
      D
      van

      Slide 16 - Quizvraag

      Vul het vaste voorzetsel in de volgende zin in: Na afloop........van de les moet ik direct naar huis.
      A
      met
      B
      door
      C
      achter
      D
      van

      Slide 17 - Quizvraag

      In de stad ben ik van hot naar her gelopen om die leuke broek te kopen. Hoeveel voorzetsels zitten er in deze zin?
      A
      1
      B
      2
      C
      3
      D
      4

      Slide 18 - Quizvraag

      Hoeveel voorzetsels zie je staan?
      Op, onder, mooie, in, gele, per, paarse, auto, de, lieve, voor.
      A
      7
      B
      5
      C
      8
      D
      6

      Slide 19 - Quizvraag

      Afsluiting

      Huiswerk: H4, Woordenschat, opdr. 1 t/m 5

      Slide 20 - Tekstslide

      Met of zonder hoofdletter?
      A
      Maaike
      B
      maaike

      Slide 21 - Quizvraag

      Met of zonder hoofdletter?
      A
      Pasen
      B
      pasen

      Slide 22 - Quizvraag

      Met of zonder hoofdletter?
      A
      maandag
      B
      Maandag

      Slide 23 - Quizvraag

      Met of zonder hoofdletter?
      A
      aardrijkskunde
      B
      Aardrijkskunde

      Slide 24 - Quizvraag

      Met of zonder hoofdletter?
      A
      December
      B
      december

      Slide 25 - Quizvraag

      Welk woord heeft géén hoofdletter?
      A
      Maastricht
      B
      Juli
      C
      Tim
      D
      Pasen

      Slide 26 - Quizvraag

      Welk woord heeft geen hoofdletter?
      A
      Engels
      B
      Amsterdamse
      C
      Noorden
      D
      Peugeot

      Slide 27 - Quizvraag

      Met of zonder hoofdletter?
      A
      koningin maxima
      B
      Koningin maxima
      C
      Koningin Maxima
      D
      koningin Maxima

      Slide 28 - Quizvraag

      Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland kregen plotseling vrij.
      alle (woordsoort)
      A
      bepaald rangtelwoord
      B
      onbepaald hoofdtelwoord
      C
      bepaald hoofdtelwoord
      D
      onbepaald rangtelwoord

      Slide 29 - Quizvraag

      Het 6e lesuur zijn wij vrij.
      wat is 6e?
      A
      telwoord
      B
      rangtelwoord
      C
      onbepaald telwoord
      D
      bepaald telwoord

      Slide 30 - Quizvraag

      Hoe noem je
      "tweede - tachtigste - honderdste"?
      A
      telwoord
      B
      rangtelwoord
      C
      voorzetsel
      D
      voegwoord

      Slide 31 - Quizvraag

      3. Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een voldoende.
      A
      Twee derde = bepaald hoofdtelwoord
      B
      Twee derde = bepaald rangtelwoord

      Slide 32 - Quizvraag

      Genoemde zaken zijn elkaars tegenovergestelde
      A
      chronologisch verband
      B
      tegenstellend verband
      C
      opsommend verband

      Slide 33 - Quizvraag

      Genoemde zaken worden achter elkaar opgesomd
      A
      chronologisch verband
      B
      tegenstellend verband
      C
      opsommend verband

      Slide 34 - Quizvraag

      Gebeurtenissen worden in een bepaalde tijdsvolgorde genoemd
      A
      chronologisch verband
      B
      tegenstellend verband
      C
      opsommend verband

      Slide 35 - Quizvraag

      Daarna, vervolgens, intussen, 2017, nu, eerst, vroeger, acht uur ...
      Signaalwoorden horen bij:

      A
      chronologisch verband
      B
      tegenstellend verband
      C
      opsommend verband

      Slide 36 - Quizvraag

      Ten eerste, ten tweede, verder, ook, ten slotte, om te beginnen, 1, 2, 3, ...
      Signaalwoorden horen bij:

      A
      chronologisch verband
      B
      tegenstellend verband
      C
      opsommend verband

      Slide 37 - Quizvraag

      Maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant, aan de andere kant, tegenover, ...
      Signaalwoorden horen bij:

      A
      chronologisch verband
      B
      tegenstellend verband
      C
      opsommend verband

      Slide 38 - Quizvraag

      We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

      A
      chronologisch verband
      B
      tegenstellend verband
      C
      opsommend verband

      Slide 39 - Quizvraag

      We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.

      A
      chronologisch verband
      B
      tegenstellend verband
      C
      opsommend verband

      Slide 40 - Quizvraag

      Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

      A
      chronologisch verband
      B
      tegenstellend verband
      C
      opsommend verband

      Slide 41 - Quizvraag