Woordsoorten Pers vnw en bezit vnw

Lesdoelen
Aan het einde van deze les
- kun je persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Aan het einde van deze les
- kun je persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
- Lezen (15 min)
- Introductie van de les: doelen en programma (5 min)
- Terugblik ww en vz (5 min)
- Uitleg pers vnw en bezit vnw (10 min)
- Zelfstandig werken (20 min) 
- Nabespreken opdrachten (10 min)

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Woensdag 20 april volgmeting 
Woordsoorten en werkwoordspelling

Donderdag 21 april 
Diataal (leesvaardigheid) zonder voorbereiding



Slide 4 - Tekstslide

Terugblik 
Woordsoorten: (bn, zn, lw) ww en vz

Vragen?

Slide 5 - Tekstslide

Welke woordsoort zie je in hoofdletters?
Dat IS een goed idee.

a. BN (twee vingers)
b. LW (drie vingers)
c. WW (vier vingers)

Slide 6 - Tekstslide

Welke woordsoort zie je in hoofdletters
Deze taart heb ik speciaal VOOR jouw moeder gebakken.

a. BN (twee vingers)
b. VZ (drie vingers)
c. WW (vier vingers)


Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Welke fouten zie je in deze zinnen?

1. Heb je me nieuwe fiets al gezien?
2. Hun komen altijd te laat.

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord duidt een persoon of ding aan: ik, ze, jij , jou, hij,  het, zij, wij, mij, jou, jullie enz.

Bezittelijke voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: mijn, uw, jouw, zijn, haar enz.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Probleemgevallen
je, haar, ons, jullie en hun
WANT
ze kunnen zowel pers vnw en bezit vnw zijn

Tip: vervang het woord door hij, hem of zijn om de woordsoort te bepalen

Slide 11 - Tekstslide

Check
Wat is het onderstreepte woord ook alweer?
Kies uit: persoonlijk voornaamwoord (staan) of bezittelijk voornaamwoord (zitten) 

  • Volgens mij wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje graag kopen. 





Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
- Maak de opdrachten van pers vnw en bezit vnw



timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoel
- Je weet (weer) hoe je PVTT, PVVT, VD en OD spelt

Slide 15 - Tekstslide

Lesprogramma
- Terugblikquiz woordsoorten (15 min)
- Uitleg: werkwoordspelling (5 min)
- Opdrachten: werkwoordspelling (10 min)
- Bespreken opdrachten (5 min)
- Uitleg: woordsoortendomino (5 min)
- Woordsoortendomino (20 min)
- Afsluiting (5 min

Slide 16 - Tekstslide

Ga naar Kahoot

Slide 17 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Persoonsvorm: Ja of Nee

Ja: Tegenwoordige tijd of Verleden tijd

Slide 18 - Tekstslide

Spelling PV VT + voltooid deelwoord
-D of -T?
'T KoFSCHiP + X

Hele werkwoord
fietsen
beleven
Stam
fiets
beleev
ik-vorm + -te/-de
fietste
beleefde 
voltooid deelwoord
gefietst
beleefd

Slide 19 - Tekstslide

Spelling persoonsvorm TT
ik-vorm
fiets
word
loop
ik-vorm + t
fietst
wordt
loopt
meervoud
fietsen
worden
lopen

Slide 20 - Tekstslide

Maak de opdrachten 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide