Balans

waarom zou je een balans opstellen ?
timer
0:30
1 / 12
volgende
Slide 1: Open vraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

Onderdelen in deze les

waarom zou je een balans opstellen ?
timer
0:30

Slide 1 - Open vraag

Slide 2 - Video

Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?
timer
1:00
A
Liquide middelen
B
Passief
C
Debet
D
Actief

Slide 3 - Quizvraag

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren?
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 4 - Quizvraag

Welke van de onderstaande balansposten valt onder 'vaste activa' ?
A
een pand
B
voorraden
C
een tegoed bij de bank
D
debiteuren

Slide 5 - Quizvraag

Welke stelling klopt NIET?
A
een balans is altijd in evenwicht
B
een balans is een momentopname
C
heeft een actiefzijde en een passiefzijde
D
wordt altijd opgemaakt op 31 december

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een debiteur ?
A
Iemand waar we nog geld van krijgen
B
Iemand die nog een voorraad moet leveren
C
Iemand aan wie we nog geld moeten betalen
D
Iemand die een lening heeft verstrekt

Slide 7 - Quizvraag

Wat staat er aan de actiefzijde van de balans
A
Het eigen vermogen en vreemd vermogen
B
De schulden
C
De bezittingen + de vorderingen
D
Vaste activa

Slide 8 - Quizvraag

timer
0:45
Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 9 - Sleepvraag

Onder welke categorie valt een bedrijfsauto?
A
Liquide middelen
B
Eigen vermogen
C
Vlottende activa
D
Vaste activa

Slide 10 - Quizvraag

Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is de beste omschrijving van vlottende activa?
A
Activa die langer dan één periode of jaar meegaan
B
Activa die minder dan één periode of jaar meegaan
C
Activa die precies één periode of jaar meegaan
D
Activa die één periode meegaat

Slide 12 - Quizvraag