3havo herhaling grammatica zinsdelen

3 havo herhaling grammatica zinsdelen
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3 havo herhaling grammatica zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Na deze weet ik weer hoe ik een zin moet ontleden in:
- pv 
- ow
- wg of ng
- lv
- mv
- bwb 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Een paar jongens zitten te kletsen in het fietsenhok.

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Hebben zijn ouders Frank een sterrenkijker gegeven vanwege zijn hobby?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Hebben zijn ouders Frank een sterrenkijker gegeven vanwege zijn hobby?

Slide 7 - Open vraag

Het gezegde
Het gezegde vertelt ons wat er in een zin gebeurt of iets/iemand doet of iets /iemand is.

 

Er zijn twee soorten gezegdes:
1. Het werkwoordelijk gezegde
2. Het naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Tekstslide

Het gezegde
Het werkwoordelijk gezegde gaat over wat er gebeurt of wat het onderwerp van de zin doet. Het bestaat alleen uit werkwoorden:
    Rennen, klimmen, zwemmen, regenen, zwaaien, blaffen

Het naamwoordelijk gezegde zegt iets over het onderwerp van de zin, iets wat het onderwerp van de zin IS:
    Schattig, vrolijk, leraar, rood, mooi


Slide 9 - Tekstslide

Het wg 
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit:
Alle werkwoorden in de zin (de persoonsvorm dus ook!) 

Let op:
Splitsbare werkwoorden: Hij belt haar op. 
Als 'aan het' of 'te' voor een ww staan, horen ze erbij:
Zij zijn de hele dag aan het bellen.  Zij staat daar te praten. 


Slide 10 - Tekstslide

Het ng 
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit:
Alle werkwoorden in de zin + het naamwoordelijk deel. 

Naamwoordelijk deel = woord dat ons zegt wat het onderwerp van de zin is/wordt of blijft of blijkt te zijn.
Hij is een kampioen.  
Hij blijkt sinds gisteren een ontzettende loser te zijn.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de pv en het ow?
Hij kan ontzettend goed voetballen.
A
pv= kan ow= hij
B
pv = kan voetballen ow = hij
C
pv= voetballen ow= hij
D
pv= kan goed voetballen ow= voetballen

Slide 13 - Quizvraag

Staat er een vorm van zijn, worden, blijken, blijven, lijken schijnen in de zin?
Hij kan ontzettend goed voetballen.
A
JA
B
NEE

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

WG of NG?
Hij kan ontzettend goed voetballen.
A
WG
B
NG

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het wg?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de pv en het ow?
Hij was vroeger een goede leraar.
A
pv= hij ow = een goede leraar
B
pv= een goede leraar ow= was
C
pv= was ow= leraar
D
pv= was ow= een goede leraar

Slide 19 - Quizvraag

Staat er een vorm van zijn, worden, blijken, blijven, lijken schijnen in de zin?
Hij was vroeger een goede leraar.
A
JA
B
NEE

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Zegt dit ww iets over wat iemand of iets is, wordt, blijft, blijkt etc.?
Hij was vroeger een goede leraar.
A
JA
B
NEE

Slide 22 - Quizvraag

WG of NG?
Hij kan ontzettend goed voetballen.
A
WG
B
NG

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het ng?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de pv en het ow?
Hij blijft de hele dag zeuren om een snoepje.
A
pv= blijft zeuren ow= hij
B
pv = blijft ow = hij
C
pv= zeuren ow= snoepje
D
pv= zeuren ow= hij

Slide 27 - Quizvraag

Staat er een vorm van zijn, worden, blijken, blijven, lijken schijnen in de zin?
Hij blijft de hele dag zeuren om een snoepje.
A
JA
B
NEE

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Zegt dit werkwoord wat iemand/iets is, blijft, wordt, blijkt etc.?
Hij blijft de hele dag zeuren om een snoepje.
A
JA
B
NEE

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

WG of NG?
Hij blijft de hele dag zeuren om een snoepje.
A
WG
B
NG

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het wg?

Slide 33 - Open vraag

Hij lijkt niks van de opgaven te snappen.
A
WG
B
NG

Slide 34 - Quizvraag

Wat is wg?
Hij lijkt niks van de opgaven te snappen.

Slide 35 - Open vraag

Ruben uit klas 4 schijnt een geweldige gamer te zijn.
A
WG
B
NG

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de ng?
Ruben uit klas 4 schijnt een geweldige gamer te zijn.

Slide 37 - Open vraag

Jouw zelfgemaakte taart is heel lekker geworden!
A
WG
B
NG

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de ng?
Jouw zelfgemaakte taart is heel lekker geworden!

Slide 39 - Open vraag

Het openbaar vervoer is voor jongeren en ouderen ideaal.
A
WG
B
NG

Slide 40 - Quizvraag

Wat is de ng?
Het openbaar vervoer is voor jongeren en ouderen ideaal.

Slide 41 - Open vraag

Maak opdr. 3 op pagina 249

Slide 42 - Open vraag