2.4 Schrijven en formuleren les 1

2.4 Schrijven en formuleren 1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.4 Schrijven en formuleren 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

- Je hebt je leestaak afgerond.

- Je weet hoe je citeert.



Slide 2 - Tekstslide

Woord van de week

opslokken

Slide 3 - Tekstslide

Start les. 
Stillezen in je boek voor de tweede boekopdracht.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Leestaak
H2.3 Opdracht Leestaak ( 19, 20, 22, 23 en 24).


Slide 5 - Tekstslide

Klaar met de leestaak?

Hoe heb je de leestaak gemaakt? Geef jezelf een beoordeling O, V of G?

Slide 6 - Open vraag

Noem eens twee kenmerken van een letterlijk interviewverslag.

Slide 7 - Open vraag

Lezen
We lezen blz. 111

Slide 8 - Tekstslide

Wat weet je al over citeren?

Slide 9 - Woordweb

Welke zin is correct?
A
Koen zei: ''Citeren is leuk.''
B
Koen zei: ''citeren is leuk.''
C
koen zei: ''citeren is leuk.''
D
Koen zei ''Citeren is leuk.''

Slide 10 - Quizvraag

Wat is citeren? 

  • Wat iemand zegt.
  • Dubbele punt (:).
  • Aanhalingstekens (").
  • Hoofdletter!!

Slide 11 - Tekstslide

Welke zin is correct?
A
De dame vroeg: ''Heeft u een klantenkaart?
B
De dame vroeg: "Heeft u een klantenkaart.''
C
De dame vroeg: heeft u een klantenkaart?
D
De dame vroeg: ''Heeft u een klantenkaart?''

Slide 12 - Quizvraag

Maak de zin juist:
Sietse zei tegen Koen hallo, hoe gaat het?

Slide 13 - Open vraag

Wat als de zin begint met een citaat? 


  • Geen dubbele punt meer.
  • Punt vervangen met komma ( . -> , ).
  • Uitroepteken en vraagteken niet aan eind van citaat.
  • Zin eindigt met punt!!

Slide 14 - Tekstslide

Welke zin is correct?
A
Meneer Metselaar riep om ''stilte.''
B
"Stilte!" riep Meneer Metselaar.
C
"Stilte!", riep Meneer Metselaar.
D
Meneer Metselaar riep om: ''Stilte.''

Slide 15 - Quizvraag

Maak de zin juist:
ik hou van achtbanen zei koen

Slide 16 - Open vraag

Welke zin is juist?
A
''Ik hou niet van appeltaart uit de winkel'', zei sietse.
B
''Ik hou niet van appeltaart uit de winkel'', zei Sietse.
C
''Ik hou niet van appeltaart uit de winkel'', zei Sietse
D
Ik hou niet van appeltaart uit de winkel zei Sietse.

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Waarom wilde mijn broertje weten, ''zijn bananen krom?''
B
''Waarom'', wilde mijn broertje weten, zijn bananen krom?
C
Waarom, wilde mijn broertje weten, zijn bananen krom?
D
“Waarom”, wilde mijn broertje weten, “zijn bananen krom?”

Slide 18 - Quizvraag

Inversie
Varieer in de zinsvolgorde door inversie toe te passen.

Normale zin =  o + pv 
Ik slaap zaterdag uit.

Zin met inversie = pv + o
Zaterdag slaap ik uit.
(blz. 113)
Veel zinnen beginnen met het onderwerp en persoonsvorm maar je kan ook met een ander zinsdeel beginnen.

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
H2.4 Opdracht 4, 5, 7, 8 en 9

timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide