21.11 2THA1 woordenschat en voorzetselvoorwerp

SOCIALISEREN
Je mobiel--> mobiel tas
Je legt klaar:
-leesboek, laptop (dicht), lesboek.
Je neemt plaats.
Je tas is op de grond.
timer
5:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

SOCIALISEREN
Je mobiel--> mobiel tas
Je legt klaar:
-leesboek, laptop (dicht), lesboek.
Je neemt plaats.
Je tas is op de grond.
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

LESPROGRAMMA
1. Lezen in je leesboek 
2. Uitleg H2 figuurlijk taalgebruik
3. Zelfstandig werken
3. Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

timer
7:00

Slide 3 - Tekstslide

Boekpraat:
1. Wat is de titel van je boek?
2. Wie is de hoofdpersoon uit je boek?
(belangrijkste persoon
over wie het boek gaat)

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
Je leert over figuurlijk taalgebruik (TH).

Je leert over de het voorzetselvoorwerp (VWO).



Slide 5 - Tekstslide

Waarom? spellen en grammatica

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Dus ....
*taal is een belangrijk onderdeel van communicatie;
*je komt serieuzer over;
*je komt betrouwbaarder over;
*denk hierbij aan het schrijven van een e-mail of sollicitatiebrief.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg: figuurlijk taalgebruik
H2 Woordenschat (oranje)


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Hoe zoek je de betekenis?
Uitdrukking: van de hoed en de rand weten

Wat betekent dit?
Hoe zoek je de betekenis?
Welk woord?

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag....
som/Nederlands/H2/Taalverzorging/woordsoorten
Je maakt de opdrachten.
verleden tijd pv (BK/ blz. 76 + 77)
woordsoorten (KGT/TH boek blz. 56+57)
Klaar? H2/ Woordenschat/ TH blz. 52+53      (B:blz.66)
timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg voorzetselvoorwerp

Sommige werkwoorden hebben 
een vast voorzetsel bij zich:
-rekenen op
-twijfelen aan
-uitzien naar

het voorzetselvoorwerp (vv).

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)

Voorbeeld: 

De scouts zien al weken uit naar het kampeerweekend in Drenthe.
wg = zien uit; vv = naar het kampeerweekend in Drenthe

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)


Ook bij wederkerende werkwoorden met een vast voorzetsel hoort een voorzetselvoorwerp:
– De politici / zullen zich neerleggen / bij de uitslag van de verkiezingen.
wg = zullen zich neerleggen; vv = bij de uitslag van de verkiezingen

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)


Het voorzetselvoorwerp kan voorkomen naast een lijdend voorwerp:
– De burgemeester / wijt / de dijkdoorbraak (lv) / aan slecht onderhoud (vv).

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)


Ook zinnen met een naamwoordelijk gezegde bevatten soms een voorzetselvoorwerp. Het hoort dan vaak bij een bijvoeglijk naamwoord met een vast voorzetsel (benieuwd naar, blij met, trots op):
– Elias / was [erg blij] (ng) / met zijn baan als politieagent (vv).

Slide 19 - Tekstslide

Zo vind je het voorzetselvoorwerp (vv).


1. Noteer persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde.
2. Kijk of er een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord is met een vast voorzetsel.
3. Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, is het voorzetselvoorwerp.


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Zelfstandig werken
HOOFDSTUK 2 TAALVERZORGING
som/Nederlands/H2/Taalverzorging/Woordsoorten
woordsoorten (KGT/TH boek blz. 56+57) + woordenschat (blz. 52/66)
voorzetselvoorwerp (VWO boek blz. 60+61)
timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Evaluatie
*Heb je iets geleerd over het figuurlijk taalgebruik?

*Heb je iets geleerd over de voorzetselvoorwerp ?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide