In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
SOCIALISEREN
Je mobiel--> mobiel tas
Je legt klaar:
-leesboek, laptop (dicht), lesboek.
Je neemt plaats.
Je tas is op de grond.
timer
5:00
Slide 1 - Tekstslide
LESPROGRAMMA
1. Lezen in je leesboek
2. Uitleg H2 figuurlijk taalgebruik
3. Zelfstandig werken
3. Evaluatie
Slide 2 - Tekstslide
timer
7:00
Slide 3 - Tekstslide
Boekpraat:
1. Wat is de titel van je boek?
2. Wie is de hoofdpersoon uit je boek?
(belangrijkste persoon
over wie het boek gaat)
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoel
Je leert over figuurlijk taalgebruik (TH).
Je leert over de het voorzetselvoorwerp (VWO).
Slide 5 - Tekstslide
Waarom? spellen en grammatica
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Dus ....
*taal is een belangrijk onderdeel van communicatie;
*je komt serieuzer over;
*je komt betrouwbaarder over;
*denk hierbij aan het schrijven van een e-mail of sollicitatiebrief.
Slide 10 - Tekstslide
Uitleg: figuurlijk taalgebruik
H2 Woordenschat (oranje)
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Hoe zoek je de betekenis?
Uitdrukking: van de hoed en de rand weten
Wat betekent dit?
Hoe zoek je de betekenis?
Welk woord?
Slide 13 - Tekstslide
Aan de slag....
som/Nederlands/H2/Taalverzorging/woordsoorten
Je maakt de opdrachten.
verleden tijd pv (BK/ blz. 76 + 77)
woordsoorten (KGT/TH boek blz. 56+57)
Klaar? H2/ Woordenschat/ TH blz. 52+53 (B:blz.66)
timer
20:00
Slide 14 - Tekstslide
Uitleg voorzetselvoorwerp
Sommige werkwoorden hebben
een vast voorzetsel bij zich:
-rekenen op
-twijfelen aan
-uitzien naar
het voorzetselvoorwerp (vv).
Slide 15 - Tekstslide
Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)
Voorbeeld:
De scouts zien al weken uit naar het kampeerweekend in Drenthe.
wg = zien uit; vv = naar het kampeerweekend in Drenthe
Slide 16 - Tekstslide
Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)
Ook bij wederkerende werkwoorden met een vast voorzetsel hoort een voorzetselvoorwerp:
– De politici / zullen zich neerleggen / bij de uitslag van de verkiezingen.
wg = zullen zich neerleggen; vv = bij de uitslag van de verkiezingen
Slide 17 - Tekstslide
Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)
Het voorzetselvoorwerp kan voorkomen naast een lijdend voorwerp:
– De burgemeester / wijt / de dijkdoorbraak (lv) / aan slecht onderhoud (vv).
Slide 18 - Tekstslide
Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)
Ook zinnen met een naamwoordelijk gezegde bevatten soms een voorzetselvoorwerp. Het hoort dan vaak bij een bijvoeglijk naamwoord met een vast voorzetsel (benieuwd naar, blij met, trots op):
– Elias / was [erg blij] (ng) / met zijn baan als politieagent (vv).
Slide 19 - Tekstslide
Zo vind je het voorzetselvoorwerp (vv).
1. Noteer persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde.
2. Kijk of er een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord is met een vast voorzetsel.
3. Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, is het voorzetselvoorwerp.