Laagland cursus 12 les 4

Laagland cursus 12
twintigste eeuw van 1900 tot 1940, les 4
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Laagland cursus 12
twintigste eeuw van 1900 tot 1940, les 4

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • antwoorden controlevragen
  • bespreken huiswerk opdracht 3
  • Literaire ontwikkelingen: nieuwe zakelijkheid
  • Bordewijk
  • aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden controlevragen -1-
11) Hoe zien expressionisten hun werk? tegengif tegen vervreemding, materialisme en burgerlijke orde
12) Wat wil Dada? chaos scheppen / antikunst
13) Wat willen surrealisten met hun kunst? het onbewuste, de droom en de verbeelding ruimte geven
14) In welk tijdschrift publiceerden architecten, dichters en kunstenaars over de functie van de nieuwe kunst? De Stijl
15) Welke bekende schilder werkte mee aan dit tijdschrift? Piet Mondriaan
16) Wat is Nieuwe Beelding? abstraheren bij Mondriaan

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden controlevragen -2-
17) Welke twee typen schrijvers kun je onderscheiden in het interbellum? publieksschrijvers en eliteschrijvers
18) Karakteriseer beide typen. Publieksschrijvers schrijven realistische romans voor breed publiek; eliteschrijvers zetten zich af tegen publieksschrijvers
19) Wat is kenmerkend voor de neoromantiek? werkelijkheid wordt als onbevredigend ervaren en wordt ontvlucht + hoofdpersonen worden gedreven door bijna niet te vervullen droom
20) Wat verstaan we onder de autonomieopvatting? literaire tekst is een op zichzelf staand taalbouwsel en geen weergave van een individueel gevoel

Slide 4 - Tekstslide

opdracht 3
Martinus Nijhoff, Het klimop -1-
a In het gedicht wisselen de tijdlagen elkaar af: in het heden komt de ik-figuur langs het ziekenhuis met het klimop. In het verleden was de ik-figuur patiënt in het ziekenhuis en daarna spoort in het heden het klimop de ik-figuur aan naar zijn moeders graf te gaan. Dus heden – verleden – heden. Daarnaast ontstaat samenhang door de terugkeer van woorden als muurtje, deken, koud, sterren en vooral het klimop. Ook situaties keren min of meer terug: de moeder verzorgde in het verleden het zieke kind (de ik-figuur) door een deken te halen, de ik-figuur krijgt van het klimop de „opdracht‟ een deken op moeders graf te leggen.(Klimop is een symbool voor eeuwig leven.)

Slide 5 - Tekstslide

opdracht 3
Martinus Nijhoff, Het klimop -2-
b Het is een vormvast gedicht: vijf kwatrijnen met gepaard rijm.
c zie volgende dia
d Zie ook vraag a: heden – verleden – heden.
e “haar opstanding” en “moeders graf”.
f De slaap is de zijkant van het hoofd en de ik-figuur slaapt (de ik-figuur wordt immers een dromer genoemd, vs. 17)
g Het klimop is letterlijk een heester en figuurlijk een „instrument‟ dat in staat telt naar het „hogere‟ te „klimmen‟, vergelijk “hoger is gaan reiken” (vs. 3) en “sterren ziet stijgen” (vs. 20).

Slide 6 - Tekstslide

vraag c: Is trouw van toepassing op de ik-figuur en de moeder? Is trouw van toepassing op het klimop in dit gedicht? Geef een argument voor je mening.
timer
2:00

Slide 7 - Open vraag

vraag h: Leg in eigen woorden uit waar volgens jou 'Het klimop' over gaat.
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Bordewijk





In 1962 interviewt ‘meneer de Haas’ de schrijver Bordewijk (die alleen over zichzelf in de derde persoon wil spreken als schrijver) en zijn vrouw, de componiste Johanna Bordewijk-Roepman. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Aan de slag
Maak van Laagland cursus 12 opdracht 4
Maak de controlevragen 21 t/m 26

Slide 15 - Tekstslide