Antwoorden opdracht 2 -1-
a zie p 164 van je theorieboek: (1) Ontbrekende leestekens; (2) ontbrekende ik-figuur; (3) onvolledige zinnen; (4) kernwoorden (bijvoorbeeld zon, avond, kalmte); (5) beeldspraak (bijvoorbeeld ommuurde verten, sluimerend slagschip, wakend hert); (6) isoleren van woorden/woordgroepen (avond, kalmte, wakend hert).
b In het gedicht ontbreekt iedere directe verwijzing naar de maker, de tekst is vooral een taalbouwsel.